Vuurwerk in rechtszaken

Moontan

Moderator
Medewerker
Datum uitspraak: 12-11-2010
Datum publicatie: 30-08-2011
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Zaaknummers: 16/600599-10 [P]

Inhoudsindicatie:
Medeplegen van het afsteken van illegaal vuurwerk tijdens oud en nieuw in het centrum van IJsselstein, waarbij veel materiële schade is aangericht. Veroordeelt tot een werkstraf van 40 uur met aftrek van het voorarrest

1 Onderzoek van de zaak
De zaakis inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 oktober 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 1 januari 2010 tezamen met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, waarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest door op genoemde datum in IJsselstein een vuurwerkbom (een mortier) af te steken. Subsidiair is dit aan verdachte ten laste gelegd als het plegen van openlijk geweld.

3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is en er geen reden is tot schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de bevindingen van de politie met betrekking tot het uitlezen van de beeldenvan de ter plaatse aanwezige beveiligingscamera, de aangiften van de benadeelden,de verklaringen van de getuigen, de bekennende verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van verdachte zelf.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat niet gesproken kan worden van medeplegen in de zin van de wet. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte. Verdachte heeft weliswaar het tasje vastgehouden waarin de vuurwerkbom zat, maar verdachte wist niet dat het om een vuurwerkbom ging. Ook kan niet gezegd worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het tot ontploffing brengen van die vuurwerkbom.
Het enkel vasthouden van het tasje kan naar de mening van de verdediging niet gekwalificeerd worden als een uitvoeringshandeling voor het opzettelijk tot ontploffing brengen van de vuurwerkbom. Ook het niet distantiëren van verdachte levert onvoldoende op om te komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen.
Nu medeplegen van het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, komt ook de grondslag voor het in vereniging plegen van geweld, zoals subsidiair ten laste is gelegd, te vervallen. Verdachte heeft geen significante bijdrage geleverd aan het geweld dat is uitgeoefend. Het enkel dragen van het tasje met vuurwerk is daarvoor onvoldoende.
Op grond van het vorenstaande dient verdachte te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, aldus deverdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 1 januari 2010 tussen 02.00 en 02.14 uur ontplofte er een vuurwerkbom in IJsselstein Ten gevolge van deze ontploffing werden van minimaal acht panden, ruiten vernield en werd een gat in het wegdek geslagen.
Van deze vernielingen zijn aangiften gedaan. Het betrof een zeer heftige explosie waarvan de kracht nog op een afstand van 100 tot 150 meter voelbaar was.
Opnamen van de beveiligingscamera van café [X] in IJsselstein laten de ontploffing van de vuurwerkbom zien. Medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] zijn op die beelden voor 100% herkend door de verbalisant.
Op die beelden is te zien dat om 02.04 uur verdachte en een aantal anderen op de betreffende kruising heen en weer liepen en dat er kennelijk vuurwerk werd afgestoken.
Op de beelden is na de tijdscorrectie van een uur voorts te zien dat om 02.05.11 uur drie personen de plaats van de ontploffing passeren. Om 02.05.27 uur is te zien dat medeverdachte [medeverdachte] naar verdachte [verdachte] loopt. Zij staat op ongeveer drie meter van de ingang van café [X]. Medeverdachte [medeverdachte] pakt iets uit de zak die verdachte met zich draagt en voor hem openhoudt. Medeverdachte [medeverdachte] legt vervolgens een voorwerp op de kruising, steekt het aan en rent weg. Ook de groep met daarin verdachte rent hard weg. Direct nadat medeverdachte is weggerend is op de beelden te zien dat er een grote lichtflits ontstond en daarna een nog grotere lichtflits. Nadat de camera een tijdje instabiel is geweest en zich weer had hersteld is op de beelden te zien dat er allemaal glasscherven door de lucht vlogen.
Op 1 januari 2010 werd ter hoogte van de kledingzaak Streetwear een restant vuurwerk aangetroffen, dat aan de politie is overhandigd. Op dat restant stond Engelse tekst, onder meer“Warning dangerous explosive”, “for professional use only: Bury mortar”. Het restant vuurwerk is op 1 januari 2010 omstreeks 2.15 uur, kort na de explosie, ook gezien door de verbalisant. Het restant is onderzocht door de technische recherche, die daarvan tevens foto’s maakte. Gezien de constructie en het opschrift lijkt het te gaan om een zogenaamde mortierbom. Op basis van nader onderzoek aan de genomen foto’s concludeert de Politie milieudienst dat het waarschijnlijk gaat om de onderzijde van een zogenaamde mortierbom, diameter vermoedelijk 4 inch. HetNFI heeft in zijn rapport onder meer het volgende aangegeven “Mortieren en mortierbommen met een kaliber van 2,5 inch en meer zijn bij uitstekprofessioneel vuurwerk. Voor het verantwoord gebruik ervan is kennis en ervaring nodig” en “Bij het aansteken van de snellont met een lucifer of sigaret volgt de ontsteking van de aandrijflading vrijwel onmiddellijk. Mortierbommen van 2,5 inch en groter kunnen ernstige botbreuken veroorzaken. Als een persoon aan het hoofd geraakt wordt kan dodelijk letsel optreden.” en “Bij een explosie in de buurt van objecten zoals huizen of auto’s ontstaat groot gevaar voor aanzienlijke schade.”
Bij de politie heeft de medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat de vuurwerkbom ongeveer tweeà drie kilo woog en dat de afmeting ongeveer twintig bij dertig centimeter was. Het was gewoon een grote pot. Ook heeft hij bij de politie verklaard dat de groep waartoe hij behoorde op een afstand van tien tot vijftien meter stond toen hij de bom afstak. Hij wist dat het illegaal vuurwerk was. Demedeverdachte [medeverdachte] heeft de vuurwerkbom op de kruising in IJsselstein afgestoken.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de vuurwerkbom in een tasje heeft gedragen en het tasje voor medeverdachte heeft opengehouden zodat verdachte de vuurwerkbom uit het tasje kon pakken en kon afsteken.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de vuurwerkbom een zogeheten mortier was en dat medeverdachte [medeverdachte] de bom heeft afgestoken. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij bij het afsteken van de vuurwerkbom weg is gerend, omdat zij bang was dat er wat zou gebeuren. Verdachte heeft verder verklaarddat zij achter een hoekhuis stond op een afstand van ongeveer honderd tot honderdvijftig meter toen de bom afging. Zij voelde de druk tegen haar been aan. De getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij een enorme knal hoorde. Hij stond op een afstand van ongeveer honderd tot honderdvijftig meter en werd door de knal uit balans gebracht.

De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is van opzet op het teweegbrengen van een explosie.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het afsteken van vuurwerk gericht is op het teweegbrengen van een ontploffing. Dit is ook zo als het om siervuurwerk gaat. Door de ontploffing wordt het (sier)vuurwerk gelanceerd en worden de knal- en lichteffecten zichtbaar. De medeverdachte heeft bekend dat hij het vuurwerk heeft aangestoken en hij heeft dat niet per ongeluk maar bewust heeft gedaan. Verdachte wist dat de medeverdachte dit vuurwerk zou afsteken en zij heeft zich daarvan niet gedistantieerd. Integendeel, zij heeft verklaard dat zijhet tasje met daarin het vuurwerk droeg, zodat haar vriend [medeverdachte] vuurwerk kon afsteken of een sigaret kon aansteken waarmee hij het vuurwerk kon afsteken. Verdachte heeft eveneens verklaard dat zij het tasje voor [medeverdachte] heeft opengehouden zodat hij het vuurwerk kon pakken. Deze gedragingen van verdachte geven de rechtbank aanleiding om te concluderen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar vriend [medeverdachte] die de vuurwerkbom uiteindelijk heeft aangestoken. Met vorenvermelde samenwerking is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat ook bij verdachte sprake was van (bloot) opzet op het (doen) teweegbrengen van een explosie.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing.
Dat verdachte de gevolgen van de explosie, te weten de enorme schade die is aangericht, niet heeft gewild, staat een bewezenverklaring voor het opzettelijk teweeg brengen van een explosie niet in de weg. Het opzet hoeft immers niet gericht te zijn op de gevolgen, doch enkel op het teweegbrengen van die explosie. Het verweer van de raadsvrouwe op dit punt wordt derhalve verworpen.

De rechtbank is voorts van oordeel dat tussen de ontploffing van het vuurwerk en de schade een direct causaal verband bestaat. Immers had de ontploffing niet plaatsgevonden, zou ook geen schade zijn ontstaan en zou geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zijn opgetreden. Het is bovendien eenfeit van algemene bekendheid dat het ontsteken van vuurwerk gevaar met zich brengt voor omstanders en goederen in de nabijheid. Dat is temeer het geval wanneer het, zoals in casu, illegaal vuurwerk betreft.
Er bestaat geen enkele reden de gevolgen van de ontploffing niet mede aan verdachte toe te rekenen. Zij wist immers dat haar vriend, de medeverdachte [medeverdachte], illegaal vuurwerk had gekocht en dat hij een zogeheten mortier had. Aangezien zij het tasje droeg, met daarin het laatste stuk vuurwerkmoet zij bovendien hebben bemerkt dat de mortier een bovenmatig gewicht had. Vuurwerk van een dergelijk gewicht is bij uitstek professioneel vuurwerk, dat ernstige letsel kan veroorzaken en/of dodelijk kan zijn. Dat verdachte zich van dat gevaar bewust was blijkt tevens uit het feit dat zij zelf achter een hoekhuis is gaan staan op een afstand van honderd tot honderdvijftig meter.
Desondanks heeft zij er aan meegewerkt dat het vuurwerk werd afgestoken in de binnenstad van IJsselstein, op een plaats waar,zoals uit de camerabeelden blijkt, enkele ogenblikken daarvoor nog voorbijgangers passeerden. Daarnaast stonden zowel medeverdachte als andere personen uit de groep waarin zij zich bevond, in de buurt van het vuurwerk toen dat ontplofte.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 januari 2010 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebrachtdoor een illegale vuurwerkbom (bestemd voor professioneel gebruik), zonder de bij die vuurwerkbom behorende gebruiksaanwijzing en waarschuwingen in acht te nemen, af te steken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor omringende winkelpanden en woningen en de in die woning en winkelpanden aanwezige goederen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen,
te duchten was.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte isstrafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 50 uur subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaar alsmede toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij een bewezenverklaring rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop in deze zaak. Het onderzoek is begin maart 2010 gesloten en tot aan de zitting zijn nadien ruim zeven maanden verstreken. Daarnaast dient de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een blanco strafblad en zij richt zich geheel op het moederschap. Daarnaast is verdachte voornemens om op korte termijnmet een opleiding te beginnen. Het ten laste gelegde feit dient te worden beschouwd als een incident. Als strafmodaliteit kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf, aldus de verdediging.


6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich, samen met haar vriend en medeverdachte, schuldig gemaakt aan het afsteken van zwaar, illegaal professioneel vuurwerk. De medeverdachte heeft de vuurwerkbom midden op een kruising in het centrum van IJsselstein afgestoken.
Dit illegale vuurwerk was zodanig zwaar, dat het afsteken daarvan grote materiële schade tot gevolg heeft gehad. Van een negental winkels en woningen werden ruiten vernield. Ook hebben personen die zich in de nabijheid bevonden een groot risico gelopen om als gevolg van het afsteken van dit vuurwerk letsel op te lopen danwel te overlijden. Immers, uit de camerabeelden blijkt dat slechts luttele seconden vóór het aansteken van de lont van het vuurwerk een drietal personen vlak langs de plek waar verdachte het vuurwerk afstak, zijn gelopen. Ook de groep personen waar verdachte deel van uitmaakte heeft een groot risico gelopen. De groep is pas weggerend op het moment dat zij besefte dat het wel eensverkeerd zou kunnen gaan toen de medeverdachte de lont van de vuurwerkbom aanstak.

De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij en de medeverdachte deze personen een dergelijk groot risico heeft laten lopen en houdt haar medeverantwoordelijk voor de schade die is ontstaan tengevolge van de explosie van de vuurwerkbom die de medeverdachte heeft afgestoken.

De rechtbank is van oordeel dat het afsteken van de vuurwerkbom zeer gevaarlijk is geweest. Het is niet voor niets dat de wetgever een maximum heeft gesteld aan de hoeveelheid kruit die vuurwerk mag bevatten dat door particulieren mag worden afgestoken tijdens bepaalde vooraf vastgestelde tijdstippen. Dat maximum is vastgesteld op 500 gram kruit. De vuurwerkbom die verdachte heeft gedragen en die door de medeverdachte is afgestoken ging dat maximum ruim te boven. Naar eigen zeggen van de medeverdachte woog de vuurwerkbom ongeveer twee tot drie kilo en blijkens het rapport van het NFI was het vuurwerk bij uitstek bedoeld als professioneel vuurwerk.

De rechtbank houdt voorts rekening met het blanco strafblad van verdachte en het andersoortige aandeel dat verdachte heeft gehad bij het tot ontploffing brengenvan de vuurwerkbom.

Vooral gelet op de ernst van het feit en de grote risico’s die daardoor zijn ontstaan is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf. Het tijdverloop in deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank geenszins zodanig dat daarinreden gevonden kan worden voor een vermindering van de op te leggen straf.

7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 304,99.

Derechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

De benadeelde partij [benadeelde 2], gemachtigde [gemachtigde] vordert een schadevergoeding van € 456,60.

De rechtbank is vanoordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.

Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 157 van het Wetboek van Strafrecht .

9 De beslissing
De rechtbank:

Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van het opzettelijkeen ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;

-verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van veertig (40) uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van twintig (20) dagen;

- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;

Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van€ 304,99 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 304,99 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag dooréén of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde2], gemachtigde [gemachtigde] van€ 456,60 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 456,60 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag dooréén of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.


Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. D.A.C. Koster enmr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 november 2010.


http://jure.nl/br6204
 

Moontan

Moderator
Medewerker
Datum uitspraak: 30-08-2011
Datum publicatie: 01-09-2011
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Hoger beroep
Zaaknummers: 24-001980-08
Inhoudsindicatie:
Het hof heeft aan een veroordeelde de verplichting opgelegd aan de Staat een bedrag te betalen van€ 23.280,75 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.


Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op EUR 34.867,00 (vierendertig duizend achthonderd zevenenzestig euro) en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat vandat bedrag.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof - rekening houdende met een korting van tien procent op grond van overschrijding van de redelijke termijn - de omvang van het bedrag, waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat, zal bepalen op€ 31.380,30, en aan de veroordeelde de verplichting tot betaling aan de Staat zal opleggen van dat bedrag.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 2 augustus 2011 (parketnummer 24-001750-08) terzake van tweemaal de overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen , opzettelijk begaan, veroordeeld tot een straf.

Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.

Verweren raadsman
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld, lager dient te zijn dan het bedrag zoals gevorderd door de advocaat-generaal.
De raadsman heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat veroordeelde het vuurwerk samen met [medeverdachte] verhandelde, zodat de opbrengst van de handel door tweeën gedeeld moet worden. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat de waarde van de partij vuurwerk dat bij veroordeelde is aangetroffen en in beslag is genomen in mindering dient te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vuurwerk heeft veroordeelde van het (eerder verkregen) wederrechtelijk verkregen voordeel gekocht en door dit beslag is al een deel van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen.

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tezamen met [medeverdachte] handelde in illegaal vuurwerk. Naar het oordeel van de advocaat-generaal dient de winst derhalve niet te worden gedeeld. Tevensheeft de advocaat-generaal aangegeven dat de waarde van het in beslag genomen vuurwerk niet in mindering dient te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, nude veroordeelde er zelf voor heeft gekozen de winst te investeren in illegaal vuurwerk.


Berekening van het voordeel
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat het hof uit van het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, van 15 januari 2007, opgemaakt door [naam], inspecteur van politie van de Financiële Recherche Dienst, welk rapport onderdeel uitmaakt van het dossier.

Veroordeelde heeft op 15 december 2006 verklaard dat hij in oktober 2006 is begonnen met dehandel in vuurwerk. Op 8 december 2006 is hij aangehouden.

Bij veroordeelde is een USB-stick aangetroffen met zeven bestellijsten van vuurwerk uit 2006. Deze bestellijsten bevinden zich bij de stukken. Uitgaande van deze bestellijsten zou in totaal voor € 74.005 aan vuurwerk kunnen zijn besteld. Dienaangaande heeft veroordeelde verklaard dat hij minderdan die (bestelde) hoeveelheid, mogelijk de helft, geleverd heeft gekregen.

Gelet hierop zal er van worden uitgegaan dat veroordeelde 50% van €74.005 aan inkoop, te weten€ 37.002,50 heeft ontvangen.

Met betrekking tot de winstmarge heeft veroordeelde verklaard dat deze 100% bedroeg.

Veroordeelde zou met de handel in vuurwerk aldus - indien hij de gehele inkoop had verkocht - een winst hebben behaald van € 37.002,50. Veroordeelde heeft echter niet de gehele ingekochte partij vuurwerk verkocht. Ten tijde van de aanhouding van verdachte is een deel van het ingekochte vuurwerk aangetroffen en in beslag genomen. Over dit deel (een partij vuurwerk ter waarde van€ 9.000,00) heeft verdachte derhalve geen omzet gegenereerd. Dit betekent dat het hof uitgaat van een omzet van € 28.002,50 (€ 37.002,50 minus € 9.000,00).

Ten slotte moet nog rekening worden gehouden met door verdachte gemaakte kosten, bestaande uit € 635,00 aan bushuur en € 1.500 aanbrandstofkosten, in totaal € 2.135,00.

Namens verdachte is het verweer gevoerd dat de helft van de opbrengst minus de kosten aan ene [medeverdachte] moet worden toegeschreven en dusniet als wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde kan worden toegerekend. Dit standpunt wordt door het hof verworpen nu dit niet aannemelijk is geworden.

Met inachtneming van het bovenstaande komt het hof tot de volgende berekening:

Totaal genoten wederrechtelijk verkregen voordeel € 28.002,50
Gemaakte kosten € 2.135,00 -
Totaal € 25.867,50



Korting overschrijding redelijketermijn: 10%€ 2.586,75
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 23.280,75



De verplichting tot betaling aan de Staat

Op grond daarvan zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat stellen op een bedrag van EUR 23.280,75 (drieëntwintigduizend tweehonderdentachtigeuro en vijfenzeventig cent).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.


BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van EUR 23.280,75 (drieëntwintigduizend tweehonderdtachtig euro en vijfenzeventig cent).

Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag vanEUR 23.280,75 (drieëntwintigduizend tweehonderdentachtig euro en vijfenzeventig cent).


Aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J.P. van Stempvoort, raadsheren, in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier, en op
30 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Stempvoort en mr. Van der Wiel-Rammeloo, beiden voornoemd, zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

http://jure.nl/br6455
 

mickeyzegtboem

Registered User
Tsjonge.
Word er een handelaar gepakt en veroordeeld, mag er bij de schadevergoeding aan de staat gewoon rekening gehouden worden met "gemaakte kosten" als bushuur en brandstof.
Dit is hetzelfde als toendertijd een bankovervaller die de kosten van een pistool van z'n straf mocht aftrekken.

Waar gaat het heen met de nederlandse rechtspraak? gewoon plukken die zooi!
 

Mr_Mascleta

Registered User
Ik ben benieuwd wat voor een sanctie mij te wachten staat nadat de heren bij mij thuis zijn geweest en ik heb bekend 6 cakes van 250gram met een verjaardag heb afgestoken. Ze kwamen het vorderen maar ik had ze al verstookt. De bestelling had ik gedaan bij een shop in Polen en die chauffeur was gepakt met daarop alle namen van klanten dus ik ook.
 

elmo

FPM Moderator
- het in bezit hebben van illegaal vuurwerk
- het afsteken van vuurwerk buiten de toegestane datum
- het importeren van illegaal vuurwerk
- lid van een criminele organisatie (staan ze gelijk mee klaar)

Jaja dat wordt wel een hele was lijst Theo,maak je borst maar nat.

Het zal wel meevallen denk ik,laat je het nog weten als je iets te horen krijgt.
 

Mr_Mascleta

Registered User
Oh ja dat zal ongetwijfeld daar waar ze moeten straffen doen ze het niet en als ze een onschuldige(in de zin geen kwaad willen doen) kunnen laten bloeden zullen ze dat niet nalaten. Maar hoezo lid van een criminele organisatie? Ik weet het niet, maar ik denk ook dat het meer ging om mijn verklaring om een zaak te maken tegen de Poolse chauffeur? We wachten af en ik zal het zeker posten als er iets bekend is en wordt.
 

bridge

Bronzen Member
Ik denk datb je er met een transactie vanaf gaat komen. Het gaat idd om de verklaring tegen de chauffeur eventueel. Men wil de handel hebben, niet de "gebruiker". Ik zou me niet te druk maken.
 

Moontan

Moderator
Medewerker
LJN BT1541, Rechtbank Maastricht, 03/994005-08
Datum uitspraak: 14-09-2011
Datum publicatie: 15-09-2011
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Zaaknummers: 03/994005-08
Inhoudsindicatie:
Promis vonnis - inhoudsindicatie: Het niet-ontvankelijkheidsverweer van de verdediging, behelzende dat (1) werd gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel door een zaak tegen een medeverdachte te seponeren, (2) het verdedigingsbelang was aangetast, omdat een getuige zich vanwege het tijdsverloop niets meer kon herinneren en (3) de redelijke termijn was overschreden, wordt door de rechtbank verworpen.

Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk voor het opzettelijk voorhanden hebben en het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van illegaal vuurwerk, alsmede voor het opzettelijk zonder vergunning oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen.

Bewijs voor medeplegen.

2 De tenlastelegging

De ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, te weten mortierbommen, lawinepijlen, knalvuurwerk, pyrotechnische patronen, flowerbeds en fonteinen, voorhanden heeft gehad;

Feit 2: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, zoals beschreven onder feit 1, heeft ingevoerd;

Feit 3: opzettelijk met (een) ander(en) zonder vergunning een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen heeft opgericht en in werking heeft gehad.

Het aantreffen van het vuurwerk
Op 29 december 2007 troffen verbalisanten in een afgesloten ruimte van de werkplaats van het bedrijfspand van [naam bedrijf 1], gelegen op perceel [W.straat] te Bingelrade, een grote hoeveelheid verpakt en onverpakt vuurwerk aan, waaronder lawinepijlen, mortierbommen, flowerbeds, Chinese vlinders en Chinese rollen. Voorts stonden in de ruimte onder meer lanceerstellages en lanceerbuizen. Het vuurwerk en de lanceerinrichtingen werden inbeslaggenomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat Bingelrade is gelegen in de gemeente Onderbanken.

Het onderzoek aan het vuurwerk
Het inbeslaggenomen vuurwerk werd onderzocht. Het bleek te gaan om onder meer:
- 526 mortierbommen die allen herlaadbaar waren; een deel van deze mortierbommen was niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid4, van het Vuurwerkbesluit;
- 364 lawinepijlen, waarvan de effectlading niet (uitsluitend) bestond uit zwart buskruit en die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.042 stuks knalvuurwerk met lont, waaronder kanonslagen en vlinders, die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.300 pyrotechnische patronen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 19 flowerbeds, waarvan er in ieder geval 10 niet waren voorzien van een gebruiksaanwijzing als bedoel in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit en waarvan er in ieder geval 13 zwaarder waren dan tien kilogram;
- in ieder geval 9 fonteinen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit.

Lees de uitspraak in zijn geheel door de volgende link aan te klikken:
http://jure.nl/bt1541
 

Moontan

Moderator
Medewerker
LJN BQ3119, Hoge Raad, 09/03695 E
Datum uitspraak: 27-09-2011
Datum publicatie: 28-09-2011
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Cassatie
Zaaknummers: 09/03695 E
Inhoudsindicatie:
Economische zaak. Gegronde bewijsklacht. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de in de bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 behorende bijlage III aangegeven maximaal toegestane lading van het vuurwerk telkens was overschreden.

Tenlastelegging:
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2005 t/m 29 december 2005, in de gemeente Culemborg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten een aantal nitraatbommen en flowerbeds, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad ten aanzien van welk vuurwerk telkens niet werd voldaan aan de bij het "Vuurwerkbesluit" gestelde eisen en/of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de "Wet milieugevaarlijke stoffen"gestelde regels, immers:
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een (Nederlandse) gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan,
en
- voldeed dat consumentenvuurwerk voor wat betreft de aard, samenstelling, constructie en/of eigenschappen niet aan de "Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004".

Lees de uitspraak in zijn geheel door op de volgende link te klikken:
http://jure.nl/bq3119
 

dieter

Registered User
Hoe ziet een rechtzaak er uit.

Velen vragen zich wel eens af hoe verloopt een rechtzaak tegen een verdachte en of verdachten die vuurwerk verhandelen dat niet bestemd is voor de nederlandse markt en of particulieren.
Hieronder een recent voorbeeld.

Sprake van professioneel vuurwerk (categorie 4) in de zin van artikel 1.1.1. van het Vuurwerkbesluit. Kleurloos opzet gelet op het feit dat er artikel 2 van de Wet op de Economische Delicten. Verdachte heeft illegaal vuurwerk in omloop gebracht en dit ook verstrekt aan minderjarigen.
Sector strafrecht

Parketnummer: 07.996573-10 (P)

Vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 12 april 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Kupelian, advocaat te Amsterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C.A. Plantenga en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2 DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
(totaal) ongeveer 650 kilogram professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- mortierbom(men) te weten 72, althans één of meer DS03 en/of 60 althans één of meer DS04 en/of
- knalvuurwerk te weten 1050, althans één of meer banger(s) Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk te weten 150, althans één of meer banger(s) Atomic en/of
- knalvuurwerk te weten 4000, althans één of meer nitraat/nitraten Fenix FP3 en/of
- knalvuurwerk te weten 960, althans één of meer nitraat/nitraten Colour Salute en/of
- knalvuurwerk te weten 1100, althans één of meer vlinder(s) en/of
- 400, althans één of meer signaalraket(ten) zink-2006 en/of
- knalvuurwerk te weten 101, althans één of meer Napolitaanse bom(men)
voorhanden heeft gehad;

en/of

hij op of omstreeks 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis (totaal) ongeveer 650 kilogram professioneel vuurwerk, te weten:
- mortierbom(men) te weten 72, althans één of meer DS03 en/of 60 althans één of meer DS04 en/of
- knalvuurwerk te weten 1050, althans één of meer banger(s) Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk te weten 150, althans één of meer banger(s) Atomic en/of
- knalvuurwerk te weten 4000, althans één of meer nitraat/nitraten Fenix FP3 en/of
- knalvuurwerk te weten 960, althans één of meer nitraat/nitraten Colour Salute en/of
- knalvuurwerk te weten 1100, althans één of meer vlinder(s) en/of
- 400, althans één of meer signaalraket(ten) zink-2006 en/of
- knalvuurwerk te weten 101, althans één of meer Napolitaanse bom(men)

voorhanden heeft gehad;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, opzettelijk (650 kilogram) vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, te weten (een) mortierbom(men) en/of (een) lawinepijl(en) en/of banger(s) voor handen heeft gehad in een loods aan de [adres loods], althans buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4. Vuurwerkbesluit en/of in artikel 2.2.2, 3.2.1 en/of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van een vuurwerk en/of artikel 2.2.1. Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.3. Vuurwerkbesluit;

2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, opzettelijk
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik te weten:
- knalvuurwerk, te weten banger(s) met omschrijving Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk, te weten vlinder(s) en/of
- knalvuurwerk, te weten Napolitaanse bom(men)
- op of omstreeks 4 november 2010 te Almere aan [afnemer 1] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Gorichem aan [afnemer 2] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Leiden aan [afnemer 3]
- op of omstreeks 6 november 2010 te Amsterdam aan [afnemer 4] (geboren [geboortedatum afnemer 4])
- op of omstreeks 7 november 2010 te Amersfoort aan [afnemer 5] (geboren [geboortedatum afnemer 5])
althans aan anderen of een ander ter beschikking heeft gesteld;

en/of

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten:
- knalvuurwerk, te weten banger(s) met omschrijving Cobra 6 en/of
- knalvuurwerk, te weten vlinder(s) en/of
- knalvuurwerk, te weten Napolitaanse bom(men)
- op of omstreeks 4 november 2010 te Almere aan [afnemer 1] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Gorinchem aan [afnemer 2] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Leiden aan [afnemer 3] en/of
- op of omstreeks 6 november 2010 te Amsterdam aan [afnemer 4] (geboren [geboortedatum afnemer 4]) en/of
- op of omstreeks 7 november 2010 te Amersfoort aan [afnemer 5] (geboren [geboortedatum afnemer 5]) althans aan (een) ander(en) dan (een) perso(o)n(en) met gespecialiseerde kennis ter beschikking heeft gesteld;

3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 te Almere-Haven, gemeente Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) (ongeveer 17.000 euro), althans enig(e) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij en/of zijn mededaders(s) wist(en) dat voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, te weten het voorhanden hebben en/of afleveren van vuurwerk dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit;

De rechtbank verbetert in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3 DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

4.1 Inleiding

Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.

Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
In mei 2010 wordt in het kader van een vuurwerkonderzoek enige informatie verkregen over een man uit Almere die in vuurwerk zou handelen. De politie achterhaalt dat dit mogelijk [naam verdachte] is en start het onderzoek 14Niger. [naam verdachte] is als verdachte aangemerkt en stelselmatig geobserveerd. Tevens is zijn mobiele telefoon getapt. Hieruit bleek onder meer het navolgende.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Naar aanleiding van getapte gesprekken van 4, 6 en 7 november 2011 blijkt dat de later aangehouden verdachte contact heeft met een persoon die aangaf nog veel vuurwerk te hebben en daarvan afwilde. Deze persoon wordt door de politie geïdentificeerd als [naam mogelijke medeverdachte].

Tijdens een observatie op 8 november 2010 wordt verdachte opgehaald door [naam getuige]. Verdachte en [naam getuige] rijden naar een carpoolplaats langs de snelweg in Vaassen. Aldaar stapt een derde persoon in en rijden zij naar een loods in Nijbroek. Er wordt ongeveer 650 kilo vuurwerk in een aanhanger geladen en vervolgens rijden verdachte en [naam getuige] terug naar een garagebox in Almere.

Op de [adres loods] te Almere-Haven werd verdachte nabij een door hem gehuurde garagebox met het vuurwerk aangehouden. Het vuurwerk werd inbeslaggenomen en nader onderzocht. Onderzoek wees uit dat het ging om vuurwerk dat niet voldeed aan het Vuurwerkbesluit en omschreven kon worden als professioneel vuurwerk.

De heer [naam getuige] heeft een getuigenverklaring afgelegd.

Ter terechtzitting van 29 maart 2011 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd.

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Op 4 november 2010 vindt er in Almere een gecontroleerde aflevering van vuurwerk plaats aan [afnemer 1]. Hierbij werden door de later aangehouden verdachte, Napolitaanse bommen, vlinders en Cobra 6 bangers aan voornoemde [afnemer 1] verkocht. Dit vuurwerk is vervolgens in beslag genomen en onderzocht. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het ging om professioneel vuurwerk.

Op 6 november 2010 wordt verdachte door een observatieteam van de politie gevolgd naar Gorinchem waar hij een tas vuurwerk afgeeft aan [afnemer 2]. Deze [afnemer 2] verklaart vervolgens dat hij voor € 210, - aan Napolitaanse bommen heeft gekocht van verdachte. Dit vuurwerk werd in beslag genomen en onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat het inbeslaggenomen vuurwerk aangemerkt moet worden als vuurwerk voor professioneel gebruik.

Vervolgens reisde verdachte dezelfde dag van Gorinchem naar Leiden waar hij vervolgens aan [afnemer 3] bangers, lawinepijlen en Napolitaanse bommen afleverde. Deze [afnemer 3] verklaarde dat hij dit vuurwerk had gekocht van verdachte voor ruim € 300, - .

Gelet op de informatie uit de afgeluisterde telefoongesprekken vervolgde verdachte zijn reis naar Amsterdam waar hij aan de minderjarige [afnemer 4], 8 bangers en 33 vlinders verkocht. [afnemer 4] verklaarde dat hij voor dit vuurwerk ongeveer € 200, - aan verdachte had betaald. De bangers en vlinders werden in beslaggenomen.

Uit SMS-verkeer bleek dat verdachte op 7 november 2010 een afspraak had om in Amersfoort vuurwerk af te leveren. Het telefoonnummer van de afnemer werd gelinkt aan de minderjarige [afnemer 5], geboren 6 september 1994. [afnemer 5] verklaarde dat hij 1000 nitraten had gekocht voor € 300, - en dat hij het vuurwerk bij de politie had ingeleverd.

Ter terechtzitting van 29 maart 2011 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd.

Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Gelet op het hiervoor overwogene is er onderzoek gedaan naar de bankrekening van verdachte en de gedane kasstortingen in 2010.

4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld.

Zij heeft daartoe - zoals vervat in een op schrift gesteld requisitoir - voor het onder 1. ten laste gelegde onder meer verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte, de tapgesprekken, het proces-verbaal van observatie en aanhouding en de afspraak op 8 november 2010 om het vuurwerk op te halen.

Voor het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie voor een bewezenverklaring gewezen op de tapgesprekken, de processen-verbaal van observaties gedaan tussen 4 november 2010 en 7 november 2010, het inbeslaggenomen vuurwerk, de aanhoudingen van de afnemers en de bekennende verklaring van verdachte.

Voorts heeft zij met betrekking tot het ten laste gelegde witwassen opgemerkt dat verdachte handelt in illegaal vuurwerk en dat de opbrengst van de verkoop onder het witwassen valt. De verklaring van verdachte dat een groot gedeelte van de ten laste gelegde € 17.000, - spaargeld is, acht zij ongeloofwaardig. Bovendien strijdt deze verklaring ter terechtzitting met de verklaring die verdachte in een eerder stadium bij de politie heeft afgelegd. Hij verklaarde eerder dat de gestorte bedragen op zijn bankrekening gelden waren die van de verkoop van vuurwerk afkomstig waren.

4.3 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft - zoals vervat in zijn pleitnota - primair betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad en er zodoende sprake is van een overtreding. Nu dit niet onder 1. en 2. ten laste is gelegd, dient er van deze feiten vrijgesproken te worden. Subsidiair heeft hij gewezen op de bekennende verklaring van verdachte en zich gerefereerd.

Met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde witwassen heeft de raadsman gesteld dat verdachte geen geld verdiend heeft met de verkoop van vuurwerk. Van een professionele handel was geen sprake. Verdachte heeft zich bezig gehouden met een uit de hand gelopen hobby.

4.4 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.

Algemene overwegingen
Alvorens in te gaan op het ten laste gelegde overweegt de rechtbank het navolgende.

Regelgeving
Vuurwerk
Ingevolge artikel 1A.1.3, derde lid van het Vuurwerkbesluit is het vuurwerk dat in de handel wordt gebracht onder te verdelen in vier categorieën.

Categorie 1: vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis;

Categorie 2: vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een afgebakende plaats;

Categorie 3: vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;

Categorie 4: vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid.

Consumentenvuurwerk
In de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (RNEV) en artikel 2 van de Regeling Aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (RACT) staat nader beschreven wat consumentenvuurwerk is. Consumentenvuurwerk wordt gedefinieerd als vuurwerk dat in de categorie 1, 2 of 3 is ingedeeld en dat bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

Professioneel vuurwerk
In artikel 1.1.1. van het Vuurwerkbesluit is professioneel vuurwerk gedefinieerd als vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

Opzet
De rechtbank overweegt dat er gelet op het bepaalde in artikel 2 van de Wet op de economische delicten sprake is van een misdrijf indien het delict opzettelijk is begaan. Bij de invulling van de opzet dient er uit gegaan te worden van kleurloos opzet. De opzet hoeft zodoende niet gericht te zijn op het niet naleven van de van toepassing zijnde wettelijke verplichtingen.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Professioneel vuurwerk
De rechtbank overweegt dat het vuurwerk dat op 8 november 2010 in beslag is genomen blijkens nader onderzoek bestempeld moet worden als professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. Op basis van de verklaring van verdachte en de uiterlijke kenmerken van het vuurwerk kan immers geconcludeerd worden dat het vuurwerk niet geschikt is voor particulier gebruik en zodoende blijkens artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit onder categorie 4 valt.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er sprake was van 1050 bangers Cobra 6, 150 bangers Atomic, 4000 nitraten Fenix FP3, 960 nitraten Colour Salute, 1100 vlinders, 60 mortierbommen DS04 en 72 DS03, 400 signaalraketten zink-2006 en 101 Napolitaanse bommen.

Verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling zijn bekennende verklaring bij de politie herhaald en wederom aangegeven dat hij wist dat het om illegaal vuurwerk ging dat hij verkocht. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij verwachtte de 650 kilo vuurwerk voor het eind van het jaar te hebben verkocht. Gelet op deze verklaring is de stelling van verdachte dat niet de gehele 650 kilo vuurwerk aan hem toebehoorde ongeloofwaardig.
Op grond van deze verklaring, tezamen met het proces-verbaal van onderzoek naar het inbeslaggenomen vuurwerk, de verklaring van [naam getuige] en de gedane observaties, acht de rechtbank het onder 1. primair, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank volstaat met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen, gelet op hetgeen in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald.

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
De ten laste gelegde periode
De rechtbank overweegt dat het beginpunt van de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 genoemd in de tenlastelegging is vast te stellen aan de hand van de bekennende verklaring van verdachte gedaan ter terechtzitting van 29 maart 2011. Verdachte heeft immers verklaard dat hij vanaf 2009 vuurwerk heeft verkocht.

Professioneel vuurwerk
De rechtbank overweegt dat blijkens de processen-verbaal van onderzoek naar het inbeslaggenomen vuurwerk dat is aangetroffen bij [afnemer 1] en [afnemer 2], dit vuurwerk aangemerkt moet worden als vuurwerk dat niet geschikt is voor particulier gebruik en professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit is.
Het vuurwerk dat geleverd is aan [afnemer 3] en [afnemer 4] moet naar het oordeel van de rechtbank ook aangemerkt worden als professioneel vuurwerk. De rechtbank baseert zich daarbij op de verklaringen van [afnemer 3] en [afnemer 4] , zijnde de afnemers van het vuurwerk, de verklaring van verdachte en de tapgesprekken die plaats hebben gevonden tussen verdachte en zijn afnemers.
Daarnaast verwijst de rechtbank naar het feit dat geen van de afnemers genoemd in de tenlastelegging personen zijn met gespecialiseerde kennis zoals bedoeld in artikel 1.1.2a van het Vuurwerkbesluit en op grond van voornoemde bewijsmiddelen vaststaat dat verdachte professioneel vuurwerk aan de afnemers ter beschikking heeft gesteld.

De rechtbank acht het onder 2. eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde met uitzondering van het leveren van vuurwerk aan [afnemer 5] op 7 november 2010 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt partieel vrij van het ter beschikking stellen aan [afnemer 5] van de in de tenlastelegging genoemde soorten knalvuurwerk nu uit zowel de verklaring van [afnemer 5], als uit de verklaring van de verdachte blijkt dat door verdachte aan [afnemer 5] nitraten zijn geleverd en dit niet in de tenlastelegging is opgenomen.

Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 maart 2011 zijn eerder afgelegde bekennende verklaring herhaald. Op grond van deze verklaring, het hiervoor overwogene en de observaties acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 opzettelijk aan diverse afnemers professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld.

De rechtbank volstaat met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen, gelet op hetgeen in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald.

Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor besproken handel in (illegaal) vuurwerk in Nederland geld heeft opgeleverd voor verdachte. De opbrengst van deze criminele activiteit kan aangemerkt worden als witwassen zoals is bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Verdachte en zijn raadsman stellen dat verdachte geen geld heeft overgehouden aan de verkoop van vuurwerk. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig. Verdachte heeft bij de politie op 10 november 2010 verklaard dat de contante geldbedragen die gedurende 2010 op zijn bankrekening zijn gestort, gelden waren die afkomstig waren van de verkoop van vuurwerk. Uit bankafschriften blijkt dat er vanaf 29 januari 2010 tot en met 14 juli 2010 kasstortingen zijn gedaan oplopend van € 70, - tot € 4.500, -. Het totaal van deze stortingen bedraagt € 16.195, -. De nadere, gewijzigde uitleg van verdachte ter terechtzitting, dat deze stortingsgelden bestonden uit spaargeld van zijn eigen rekening, dat hij eerst van zijn rekening had afgehaald, en vervolgens na verloop van enige tijd (onverminderd) op zijn rekening heeft teruggestort, acht de rechtbank bijzonder ongeloofwaardig. Verdachte heeft op vragen van de rechtbank ter terechtzitting geen aannemelijke uitleg kunnen geven hoe zulks dan mogelijk was tot bedragen van dergelijke hoogte (mede gezien het inkomen uit arbeid dat verdachte verdient). Daarnaast strookte de uitleg (dat verdachte geld opnam van zijn rekening om betalingen te doen) niet met de waarheid: als men gelden opneemt en uitgaven doet, kan er nooit een even hoog bedrag teruggestort worden op de bankrekening; en het totaal van het teruggestorte bedrag kan al helemaal niet hoger worden na het doen van uitgaven. De rechtbank gaat daarmee aan deze lezing door verdachte voorbij.

Op grond van de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 10 november 2010, de bankafschriften van zijn rekening en de verklaringen van de afnemers dat zij voor enkele honderden euro’s aan vuurwerk bij verdachte kochten , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer € 17.000, - heeft witgewassen.


5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1.
op 8 november 2010 te Almere-Haven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk,
totaal ongeveer 650 kilogram professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- mortierbommen te weten 72 DS03 en 60 DS04 en
- knalvuurwerk te weten 1050 bangers Cobra 6 en
- knalvuurwerk te weten 150 bangers Atomic en
- knalvuurwerk te weten 4000 nitraten Fenix FP3 en
- knalvuurwerk te weten 960 Colour Salute en
- knalvuurwerk te weten 1100 vlinders en
- 400 signaalraketten zink-2006 en
- knalvuurwerk te weten 101 Napolitaanse bommen
voorhanden heeft gehad.

2.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik te weten:
- knalvuurwerk, te weten bangers met omschrijving Cobra 6 en
- knalvuurwerk, te weten vlinders en
- knalvuurwerk, te weten Napolitaanse bommen
- op 4 november 2010 te Almere aan [afnemer 1] en
- op 6 november 2010 te Gorinchem aan [afnemer 2] en
- op 6 november 2010 te Leiden aan [afnemer 3] en
- op 6 november 2010 te Amsterdam aan [afnemer 4] (geboren [geboortedatum afnemer 4])
ter beschikking heeft gesteld.

3.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 november 2010 in Nederland, meerdere geldbedragen ongeveer 17.000 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat voornoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten het voorhanden hebben en afleveren van vuurwerk dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.


6 KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:

Feit 1 en 2, telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 1a juncto 6 van de Wet op de economische delicten.

Feit 3:
Witwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.


7 STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.


8 OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderd tachtig) dagen waarvan 133 (honderd drie en dertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderd veertig) uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis. In deze strafeis is rekening gehouden met het feit dat het voorhanden hebben van het betreffende vuurwerk extreem gevaarzettend is en de integriteit van het financiële en economische verkeer in gevaar wordt gebracht tengevolge van het witwassen van het geld afkomstig uit de handel in illegaal vuurwerk. Voorts heeft de officier van justitie bij haar eis ten voordele van verdachte rekening gehouden met de meewerkende proceshouding van verdachte.

8.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.

Verdachte heeft welbewust gevaarzettend gehandeld door illegaal vuurwerk in omloop te brengen. Het knalvuurwerk, dat hij ook aan een minderjarige heeft verkocht, is professioneel vuurwerk dat krachtige explosies teweeg brengt. De ervaring leert dat bij het afsteken van dit vuurwerk met regelmaat iets mis gaat en dat de gevolgen dan veelal ernstig zijn. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.

Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank bij de hierna op te leggen straf mee dat hij gedurende een langere periode professioneel in vuurwerk heeft gehandeld. De door hem gehanteerde bestellijst en aanzienlijke verkoop getuigen daarvan. De rechtbank houdt ook ten nadele van verdachte rekening met het feit dat hij knalvuurwerk leverde aan een minderjarige en met het hiervoor aangehaalde gevaarsaspect van dergelijk knalvuurwerk.

Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d.16 februari 2011, niet eerder is veroordeeld. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken.

De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepaard gaande met een voorwaardelijke strafgedeelte en een taakstraf passend is.


9 BESLAG

9.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft voor de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen gevorderd dat met uitzondering van het onder 5 genoemde geld alle in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken. Het onder nummer 5 op de beslaglijst genoemde geld dient verbeurd verklaard te worden.

9.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen toestemming heeft gegeven voor het in beslag nemen van zijn laptops en mobiele telefoons. Deze voorwerpen genoemd onder de nummers 1 tot en met 4 dienen geretourneerd te worden aan verdachte. Dit geldt ook voor het onder 5 genoemde in beslag genomen geld. Dit betreft spaargeld van verdachte. Verdachte doet afstand van het in beslag genomen vuurwerk.

9.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank beslist op de grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen goederen overeenkomstig de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst.

De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 6 tot en met 17 (te weten het vuurwerk) dienen te worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet is.

Het in beslag genomen geld genoemd op de beslaglijst onder nummer 5 dient verbeurd verklaard te worden, aangezien het geld betreft dat geheel of grotendeels door de bewezen verklaarde feiten is verkregen.

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende voorwerpen genoemd onder de nummers 1tot en met 4, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.


10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c. 36d, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 1a.1.3, 1.2.2, 3.1.1 en 5.3.5. van het Vuurwerkbesluit en artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.


11 BESLISSING

De rechtbank:

Ten aanzien van de tenlastelegging

Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1.primair eerste cumulatief/alternatief, 2. eerste cumulatief/alternatief en 3. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten strafbaar;

Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderd tachtig) dagen waarvan 133 (honderd drie en dertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 (tweehonderd veertig) uren;

- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;

Beslag
- beslist op de grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen goederen overeenkomstig de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst;

- gelast de teruggave van het op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 4 genoemde voorwerpen aan verdachte;

- beveelt de verbeurdverklaring van het in beslag genomen voorwerp genoemd onder nummer 5;

- beveelt dat de in beslag genomen voorwerpen, genoemd op de beslaglijst onder de nummers 6 tot en met 17 worden onttrokken aan het verkeer.


Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mrs. F.H. Schormans en C.M.W. de Waele, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2011.
 
Laatst bewerkt:

dieter

Registered User
Re: Hoe ziet een rechtzaak er uit.

Deze zaak is ook interesant daar hier weer uit blijkt dat ook de verkoop van buizen wel dezegelijk strafbaar wordt geacht.

Promis vonnis - inhoudsindicatie: Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk voor het opzettelijk voorhanden hebben en het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van illegaal vuurwerk, alsmede voor het opzettelijk zonder vergunning oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen. Bewijs voor medeplegen.

Sector strafrecht

parketnummer: 03/994004-08

Vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 14 september 2011

in de strafzaak tegen

[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].

Raadsman is mr. Y. Quint, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2011, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] met parketnummer 03/994005-08.

2 De tenlastelegging
De ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, te weten mortierbommen, lawinepijlen, knalvuurwerk, pyrotechnische patronen, flowerbeds en fonteinen, voorhanden heeft gehad;

Feit 2: opzettelijk met (een) ander(en) een grote hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk, zoals beschreven onder feit 1, heeft ingevoerd;

Feit 3: opzettelijk met (een) ander(en) zonder vergunning een inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen heeft opgericht en in werking heeft gehad.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat er sprake is van medeplegen samen met medeverdachte [naam medeverdachte]. Hiertoe verwijst hij naar:
- het aantreffen van het vuurwerk;
- de bekennende verklaring van verdachte [naam verdachte];
- de verklaring van verdachte [naam verdachte] waarin hij aangeeft dat het vuurwerk van hem en medeverdachte [naam medeverdachte] samen was;
- de foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte] waarop hij te zien is tussen het aangetroffen vuurwerk;
- de chatberichten van [M.] over medeverdachte [naam medeverdachte], waaruit diens betrokkenheid blijkt;
- het aantreffen van het Italiaanse vuurwerk, dat door verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] vanuit Italië naar België werd vervoerd, welk vuurwerk ook in Nederland terecht is gekomen.

De verklaring van verdachte [naam verdachte] dat hij medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie ten onrechte heeft beschuldigd om eerder op vrije voeten te komen en dat hij de feiten alleen heeft gepleegd, acht de officier van justitie kennelijk leugenachtig. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar:
- de aangetroffen documenten waarop de naam van medeverdachtes [naam medeverdachte] voorkomt;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het regelen van de sleutel van de opslagplaats;
- de verklaring van verdachte dat medeverdachte [naam medeverdachte] niet is meegegaan naar België om de rekken en buizen op te halen, terwijl medeverdachte [naam medeverdachte] dat zelf heeft toegegeven.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de feiten op zich wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte ontkent echter dat hij de feiten samen met een ander heeft gepleegd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank

De bewijsmiddelen

Het aantreffen van het vuurwerk
Op 29 december 2007 troffen verbalisanten in een afgesloten ruimte van de werkplaats van het bedrijfspand van [naam bedrijf 1], gelegen op perceel [W.straat] te Bingelrade, een grote hoeveelheid verpakt en onverpakt vuurwerk aan, waaronder lawinepijlen, mortierbommen, flowerbeds, Chinese vlinders en Chinese rollen. Voorts stonden in de ruimte onder meer lanceerstellages en lanceerbuizen. Het vuurwerk en de lanceerinrichtingen
werden inbeslaggenomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat Bingelrade is gelegen in de gemeente Onderbanken.

Het onderzoek aan het vuurwerk
Het inbeslaggenomen vuurwerk werd onderzocht. Het bleek te gaan om onder meer:
- 526 mortierbommen die allen herlaadbaar waren; een deel van deze mortierbommen was niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 364 lawinepijlen, waarvan de effectlading niet (uitsluitend) bestond uit zwart buskruit en die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.042 stuks knalvuurwerk met lont, waaronder kanonslagen en vlinders, die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 1.300 pyrotechnische patronen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit;
- 19 flowerbeds, waarvan er in ieder geval 10 niet waren voorzien van een gebruiksaanwijzing als bedoel in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit en waarvan er in ieder geval 13 zwaarder waren dan tien kilogram;
- in ieder geval 9 fonteinen die niet waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in artikel 2.1.3, lid 1 onder e en lid 4, van het Vuurwerkbesluit.


De verklaring van verdachte
Verdachte, die ten tijde van het aantreffen van het vuurwerk op het perceel [W.straat] te Bingelrade aanwezig was, verklaarde onder meer het volgende:
Het door de politie aangetroffen vuurwerk was van hem en [naam medeverdachte]. Ze hadden het samen geregeld. Verdachte was vanaf oktober 2007 bezig met het verzamelen van het vuurwerk en [naam medeverdachte] had hiermee meegeholpen vanaf november.
In november 2007 zijn verdachte en [naam medeverdachte] met de auto naar Napels geweest. Een deel van het vuurwerk dat daar werd gekocht, werd aangetroffen in Bingelrade. Een ander deel hadden verdachte en [naam medeverdachte] in Nederland afgestoken.
Voorts verklaarde verdachte dat het door de politie aangetroffen vuurwerk eerst in een huis in België had gelegen. Hij, verdachte, was bezig met het verplaatsen van het vuurwerk naar Bingelrade. Het vuurwerk lag in Bingelrade vanaf 27 december 2007.
[naam medeverdachte] had hem geholpen met de lanceerinstallaties. Hij had geholpen met het ophalen en vervoeren van de rekken.
Verdachte wilde het vuurwerk afsteken. Hij had onder meer [naam medeverdachte] gevraagd hierbij te helpen. [naam medeverdachte] had dat toegezegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011 verklaard dat hij niet beschikte over een vergunning voor de opslag van het vuurwerk.

Foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte]
Bij een onderzoek in een computer, inbeslaggenomen op het adres [W.straat] te Bingelrade, werd op deze computer een aantal foto’s, vermoedelijk gemaakt op 27 december 2007, aangetroffen met de afbeelding van medeverdachte [naam medeverdachte] in de ruimte waar de politie het vuurwerk had aangetroffen. Op deze foto’s heeft [naam medeverdachte] vuurwerk in zijn hand(en).

De verklaring van [M.]
[M.] verklaarde bij de politie dat [naam medeverdachte] met hem had gesproken over het neerleggen van het vuurwerk. Op 27 december 2007 kwamen verdachte en [naam medeverdachte] bij [M.] thuis. Vervolgens gaf [M.] het sleuteltje van het hok aan verdachte. [naam medeverdachte] was daarbij aanwezig.

De verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte]
Medeverdachte [naam medeverdachte] verklaarde bij de politie dat hij wist van het vuurwerk in het hokje achter in de garage bij [M.]. Hij meende dat het er stond sinds 27 december 2007. Hij wist dat het vuurwerk tevoren door verdachte werd bewaard in België.
Op 28 december 2007 huurde medeverdachte [naam medeverdachte] een aanhanger. Vervolgens reed verdachte [naam verdachte] met die aanhanger naar [naam bedrijf 2] in Olen (België). [naam medeverdachte] haalde [M.] op en reed toen eveneens naar Olen. Bij [naam bedrijf 2] kocht verdachte gebruikte buizen en rekken. [naam medeverdachte] meent dat verdachte enkele nieuwe rekken mocht lenen. [naam medeverdachte] heeft een karretje met buizen en rekken naar de aanhangwagen gereden. Vervolgens werden deze door verdachte en anderen in de aanhangwagen geladen. Het was de bedoeling om met de buizen en rekken mortierbommen af te vuren. Een dag later, op 29 december 2007, zag [naam medeverdachte] de buizen en rekken liggen in het hok in de garage van [M.].
Gevraagd naar de trip naar Italië in november 2007 verklaarde [naam medeverdachte] dat hij met verdachte naar Napels is gegaan en dat beiden daar vuurwerk hebben gekocht. Met dat vuurwerk zijn ze naar België gereden. Een deel van het vuurwerk uit Italië lag daarna bij [M.].

De bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs

De verklaring van verdachte over de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte van 15 januari 2008, waarin hij medeverdachte [naam medeverdachte] belastte door onder meer aan te voeren dat het vuurwerk mede van [naam medeverdachte] was, betrouwbaar is. Deze verklaring wordt immers ondersteund door:
- bovengenoemde foto’s van medeverdachte [naam medeverdachte] waarop hij in de opslagruimte te Bingelrade poseert met vuurwerk;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het regelen van de opslagruimte;
- de betrokkenheid van medeverdachte [naam medeverdachte] bij het in België halen van de buizen en rekken;
- de reis van [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] naar Italië, alwaar vuurwerk werd gekocht dat later (deels) werd aangetroffen in Bingelrade.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 31 augustus 2011, acht de rechtbank juist niet geloofwaardig, voor zover verdachte toen heeft verklaard dat hij medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie ten onrechte heeft beschuldigd. In de eerste plaats omdat de reden die verdachte heeft gegeven voor het beweerdelijk ten onrechte beschuldigen van verdachte [naam medeverdachte] zou zijn dat hij dan eerder in vrijheid zou worden gesteld. Die redenering kan de rechtbank niet volgen. In de tweede plaats omdat verdachte in zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring zelfs heeft ontkend dat medeverdachte [naam medeverdachte] betrokken was bij handelingen die [naam medeverdachte] zelf heeft toegegeven. Zo verklaarde verdachte dat [naam medeverdachte] geen betrokkenheid had bij het ophalen van de rekken en buizen in België, terwijl [naam medeverdachte] zelf heeft verklaard dat hij verdachte daarbij heeft geholpen.

Ten aanzien van feit 1
Op grond van alle bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] het vuurwerk tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad.
Uit de verklaring van verdachte [naam verdachte], zoals afgelegd bij de politie, welke verklaring de rechtbank betrouwbaar acht, blijkt dat medeverdachte [naam medeverdachte] samen met verdachte [naam verdachte] eigenaar was van het aangetroffen vuurwerk. Reeds daarmee is de bewustheid van medeverdachte [naam medeverdachte] ten aanzien van het vuurwerk, evenals diens beschikkingsmacht en zeggenschap daarover, gegeven.
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1.

Ten aanzien van feit 2
Nu medeverdachte [naam medeverdachte]
- samen met verdachte mede-eigenaar was van het vuurwerk,
- wist dat het vuurwerk aanvankelijk in België opgeslagen lag,
- wist dat het in Bingelrade zou worden opgeslagen en wist dat het daar uiteindelijk lag opgeslagen,
- de opslagruimte in Bingelrade (mede) heeft geregeld,
- heeft geholpen om aanverwante goederen, zoals lanceerbuizen, naar Nederland te brengen,
- samen met verdachte vuurwerk heeft gekocht in Italië, waarvan in ieder geval een deel via België naar Bingelrade is vervoerd,
en nu verdachte [naam verdachte] het vuurwerk daadwerkelijk van België naar Bingelrade heeft gebracht – en het een feit van algemene bekendheid is dat Bingelrade in Nederland ligt – is de rechtbank van oordeel dat juridisch gezien verdachte het vuurwerk tezamen en in vereniging met de medeverdachte [naam medeverdachte] binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ondanks het feit dat er geen bewijs voorhanden is dat [naam medeverdachte] zelf, fysiek, enig stuk vuurwerk naar Nederland heeft vervoerd. Gelet op bovengenoemde omstandigheden is er tussen verdachte en [naam medeverdachte] sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking om het vuurwerk opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Voor de bewezenverklaring is niet vereist dat medeverdachte [naam medeverdachte] de uitvoeringshandeling van het binnen Nederland brengen van het vuurwerk heeft verricht. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van feit 2.

Ten aanzien van feit 3
De locatie waar het vuurwerk was opgeslagen, was een garagebedrijf. Een garagebedrijf is een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer. Door verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] werd vanaf 27 december 2007 in het garagebedrijf (ook) een activiteit – anders dan een ‘garage-activiteit’ – ontplooid, te weten de opslag van ontplofbare stoffen (mortierbommen, signaalraketten/lawinepijlen), waartoe een vergunning op grond van de Wet milieubeheer was vereist . Gelet hierop kan er worden gesproken van het opzettelijk een dergelijke inrichting oprichten en in werking hebben. Hiervoor was geen vergunning verleend. Verdachte heeft dit ter terechtzitting erkend. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke vergunning voor vuurwerk van deze aard (gelet op de gevarenklassen) en omvang op een locatie als de onderhavige niet aan particulieren als verdachten wordt verleend. Dat het starten van een nieuwe activiteit in een bestaande inrichting juridisch heeft te gelden als het oprichten van een inrichting in de zin van artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, is vaste jurisprudentie zoals onder meer blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 15 juli 2009, LJN BJ2597.
De rechtbank zal feit 3 dan ook bewezen verklaren.
3.4 De bewezenverklaring

Feit 1
in de periode van 26 december 2007 tot en met 29 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, consumentenvuurwerk waaronder
526 mortierbommen,
364 lawinepijlen
1042 stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300 pyrotechnische patronen
19 flowerbeds
9 fonteinen
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en deels niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10 flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en waren daarvan 13 flowerbeds zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;

Feit 2
in de periode van 1 december 2007 tot en met 29 december 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, consumentenvuurwerk, waaronder
526 mortierbommen,
364 lawinepijlen
1042 stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300 pyrotechnische patronen
19 flowerbeds
9 fonteinen
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en deels niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10 flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en waren 13 flowerbeds zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;

Feit 3
in de periode van 1 december 2007 tot en met 27 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een op perceel [W.straat] gelegen inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft opgericht en in werking gehad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:

Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen,

gepleegd als voortgezette handeling van feit 2.

Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen.

Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 8.1 Wet milieubeheer.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
In beginsel acht de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren op zijn plaats. Hiertoe wijst hij op de ernst van de feiten, de enorme gevaarzetting die heeft plaatsgevonden en het feit dat verdachte ervan verdacht wordt in de tussentijd opnieuw omvangrijke vuurwerkovertredingen te hebben begaan. Dit zijn redenen om niet te volstaan met een voorwaardelijke straf of een taakstraf. Daarnaast stelt de officier van justitie, dat het evident is dat hier sprake is van een forse handel in vuurwerk. Dit dient strafverhogend te werken.
Nu het volgen van de vuurwerkrichtlijn zou neerkomen op een gevangenisstraf van tien jaren, is een gevangenisstraf van drie jaren als uitgangspunt in deze zaak buitengewoon redelijk.
Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn, vordert de officier van justitie een gevangenisstraf van twee jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de officier van justitie ten onrechte de handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid meeneemt in zijn strafeis, nu de handel niet te bewijzen is. De eis van twee jaar gevangenisstraf acht zij buitenproportioneel. In vergelijkbare zaken wordt aan verdachten zonder recidive een werkstraf opgelegd met eventueel een voorwaardelijke straf. De verdediging acht in deze zaak een geheel voorwaardelijke straf op zijn plaats.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.

Verdachte heeft samen met een ander een enorme hoeveelheid (illegaal) vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland gebracht en vervolgens opgeslagen in een garagebedrijf in Bingelrade. Er werd een hoeveelheid van 1.189 kilogram aangetroffen, waaronder artikelen van gevarensubklasse 1.1, oftewel stoffen of artikelen die massa-explosief zijn. Dat wil zeggen dat bij initiatie van deze categorie vuurwerk alle artikelen (nagenoeg) gelijktijdig zullen exploderen, waarbij de hoofdeffecten zijn: een luchtschok, rondvliegende brokstukken van de opslagplaats en fragmenten van de artikelen en de eventuele verpakking, hittestraling van de vuurbal en een grondschok. Het gevaar dat de opslag van dit vuurwerk opleverde werd beschreven door ir. [F.]. In zijn rapport van 19 mei 2008 relateert hij dat bij een ontploffing de schade aan de woning [W.straat]en aan de opslaghal honderd procent zou zijn met een zekerheid van dodelijke slachtoffers in de nabije omgeving. Het gegeven dat verdachte en zijn mededader dergelijk zwaar vuurwerk hebben opgeslagen in een garagebedrijf waar mensen werkzaam zijn en in de nabije omgeving van woonhuizen, rekent de rechtbank hen dan ook zeer zwaar aan. De rechtbank overweegt voorts nog dat verdachte ter zitting niet overtuigend blijk heeft gegeven van het feit dat hij zich bewust is van de grote risico’s die met de opslag van het vuurwerk in Bingelrade gepaard gingen.
Gelet op dit alles kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een gevangenisstraf.
Voor de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.

De officier van justitie heeft bij zijn strafeis betrokken dat verdachte wederom verdacht wordt van nieuwe strafbare feiten met betrekking tot vuurwerk. Voorts heeft hij de vermeende handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. De rechtbank dient te oordelen op basis van de door haar bewezen verklaarde feiten. Het bij de straf betrekken van andere feiten, waarvan verdachte slechts wordt verdacht en waarvan de rechtbank niets anders weet dan hetgeen de officier van justitie daarover ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, druist in tegen ons rechtssysteem.

Het aanmerken van de vermeende handel in vuurwerk als strafverzwarende omstandigheid acht de rechtbank om dezelfde reden niet juist, met name omdat de officier van justitie ter terechtzitting expliciet heeft aangegeven, dat de handel in vuurwerk niet kan worden bewezen verklaard.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk op zijn plaats is. Het voorwaardelijk deel acht de rechtbank noodzakelijk als stok achter de deur, opdat verdachte in de toekomst niet opnieuw in de fout gaat.

Vervolgens heeft de rechtbank gekeken naar het tijdstip waarop de onderhavige feiten zijn begaan en wat daarna is gebeurd. In de onderhavige zaak werd verdachte op 29 december 2007 in verzekering gesteld. Deze datum is dan ook aan te merken als het tijdstip waarop de redelijke termijn een aanvang heeft genomen. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is bepaalde bijzondere omstandigheden. Nu er eerst heden, 14 september 2011, vonnis wordt gewezen, en de rechtbank niet is gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overschreden met ruim één jaar en acht maanden. Om die reden zal de rechtbank de op te leggen straf matigen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.

6 Het beslag
De rechtbank zal de hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze voorwerpen, tezamen met het inbeslaggenomen vuurwerk, te worden aangemerkt als een gezamenlijkheid van voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan en die van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het gaat om de volgende voorwerpen:

1. 14 buizen (6inch/900mm);
2. 15 buizen (5inch/800mm);
3. 20 buizen (4inch/550mm);
4. 16 buizen (3inch/450mm);
5. 2 buizen (5inch/800mm);
6. 1 buis (4inch/550mm);
7. 26 buizen (3inch/450mm);
8. 2 frames (met 5 stalen kokers);
9. 4 rekken (voor 6inch kokers);
10. 3 rekken (voor 5 inch kokers);
11. 4 rekken (voor 4 inch kokers);
12. 6 rekken (voor 3 inch kokers);
13. 16 frames.

7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op:
- de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 56, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten (oud);
- artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (oud);
- artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (oud);
- de artikelen 1.2.2 (lid 4, onder 1) en 2.1.3 (lid 1 onder e juncto lid 4) van het Vuurwerkbesluit (oud) en
- de artikelen 6, vijfde lid, 8 en 9, eerste lid onder j, bijlage III, van de Regeling nadere eisen vuurwerk 2004 (oud),
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8 De beslissing
De rechtbank:

Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;

Straffen
- veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken:
1. 14 buizen (6inch/900mm);
2. 15 buizen (5inch/800mm);
3. 20 buizen (4inch/550mm);
4. 16 buizen (3inch/450mm);
5. 2 buizen (5inch/800mm);
6. 1 buis (4inch/550mm);
7. 26 buizen (3inch/450mm);
8. 2 frames (met 5 stalen kokers);
9. 4 rekken (voor 6inch kokers);
10. 3 rekken (voor 5 inch kokers);
11. 4 rekken (voor 4 inch kokers);
12. 6 rekken (voor 3 inch kokers);
13. 16 frames.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. A.J. Hazen en mr J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2011.

Buiten staat
Mr. A.J. Hazen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat


Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2007 tot en met 29 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, consumentenvuurwerk waaronder
526, althans een aantal mortierbommen,
364, althans een aantal lawinepijlen
1087, althans een aantal stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300, althans een aantal pyrotechnische patronen
19, althans een aantal flowerbeds
9, althans een aantal fonteinen
voorhanden heeft/hebben gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en/of (grotendeels) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en/of waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10, althans een aantal flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en/of waren daarvan 13 flowerbeds (althans een aantal) zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;


Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 29 december 2007, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, consumentenvuurwerk, waaronder
526, althans een aantal mortierbommen,
364, althans een aantal lawinepijlen
1087, althans een aantal stuks knalvuurwerk met lont (o.a. kanonslagen, vlinders)
1300, althans een aantal pyrotechnische patronen
19, althans een aantal flowerbeds
9, althans een aantal fonteinen
binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers:
- waren die mortierbommen herlaadbaar en/of (grotendeels) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- bestond de effectlading van die lawinepijlen niet uitsluitend uit zwart buskruit en/of waren die lawinepijlen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- was dat knalvuurwerk met lont niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren die pyrotechnische patronen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;
- waren daarvan 10, althans een aantal flowerbeds niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan, en/of waren 13 flowerbeds (althans een aantal) zwaarder dan 10 kilogram;
- waren die fonteinen niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruikers en/of omstanders kon ontstaan;


Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 27 december 2007 te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [W.straat] gelegen inrichting voor het opslaan van ontplofbare stoffen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 3 van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft/hebben opgericht en/of in werking gehad.
 

Moontan

Moderator
Medewerker
LJN BU5859, Rechtbank Maastricht, 03/996006-10
Datum uitspraak: 25-11-2011
Datum publicatie: 25-11-2011
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Zaaknummers: 03/996006-10

Inhoudsindicatie:
Verkoop van illegaal vuurwerk aan een pseudokoper.



2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komter, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
opzettelijk illegaal consumentenvuurwerk (te weten 190 Cobra’s 6) aan een ander ter beschikking heeft gesteld, alsmede opzettelijk illegaal vuurwerk (te weten 7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen) voorhanden heeft gehad.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij op 18 mei 2010 in Stein opzettelijk 190 Cobra’s 6 aan een ander ter beschikking heeft gesteld en dat hij op diezelfde dag ook nog 7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen in zijn woning te [adres] aanwezig heeft gehad. Het betrof hier illegaal vuurwerk.
Nu er sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin vanhet Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal (bevindingen);
- het proces-verbaal onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk;
- het proces-verbaal van beslag vuurwerk (190 Cobra’s);
- het rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van mogelijk verboden vuurwerk op 18 mei 2010 van het Nederlands Forensisch Instituut;
- het proces-verbaal van bevindingen Informant/Infiltrant Politieel pseudokoper.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 18 mei 2010 in de gemeente Stein opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 190 Cobra’s 6, aan een ander, te weten een politieel pseudokoper met als code A-3322, ter beschikking heeft gesteld en aan [adresgegevens] 7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers:
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en
- bestond de effectlading van die Cobra’s 6 niet uitsluitend uit zwart buskruit.

4 De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

overtreding van voorschriften krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijkbegaan, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft er op gewezen dat het hier om bijzonder gevaarlijk vuurwerk gaat, dat wordt aangemerkt als massa-explosief. Uitgaande van de richtlijn zou hij uitkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 20 weken. De officier van justitie heeft aangegeven de richtlijn niet te zullen volgen, omdat hij er van uit gaat dat het hier een eenmalige vergissing van verdachte betrof. Desondanks wil hij een forse stok achter de deur. Hij heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft hierbij ten voordele vanverdachte in zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat verdachte geleerd heeft van zijn fout, zich tijdens het onderzoek coöperatief heeft opgesteld en dat hij blanco strafblad heeft.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de werkstraf flink te matigen naar 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk. Een hoge werkstraf is een enorme belasting voor verdachte gelet op zijn studie en zijn werk. Daarbijhad verdachte geen kwade intentie en heeft hij direct meegewerkt aan het onderzoek. De reden waarom het vuurwerk verboden is, was voor verdachte moeilijk te begrijpen, omdat hetzelfde vuurwerk over de grens wel toegestaan is. De raadsman onderstreept dat het om een incident ging en ziet dan ook geen reden voor een voorwaardelijke gevangenisstraf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Verdachte heeft opzettelijk illegaal vuurwerk, te weten 190 Cobra’s 6 verkocht en opzettelijk illegaal vuurwerk, te weten7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen voorhanden gehad. Daarbij ging het verdachte om geldelijk gewin, waarbij hij zich onvoldoende heeft vergewist van de consequenties die gepaard gingen met die handel.
Om het vuurwerk te kunnen verkopen, heeft verdachte het vuurwerk tijdelijk in zijn huis opgeslagen en vervoerdin een auto. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het aangetroffen vuurwerk massa-explosief kan reageren. Dat wil zeggen dat bij (al dan niet per ongeluk) ontbranding vanéén stuk vuurwerk op praktisch hetzelfde moment de gehele partij kan exploderen. Een dergelijke explosie kan grote schade en ernstig letsel veroorzaken. Het thuis bewaren en vervoeren van dit soort vuurwerk heeft dan ook gevaar voor de directe omgeving opgeleverd.

De rechtbank zal ten voordele van verdachte rekening houden met het feit dat hij geen relevant strafblad heeft en oprecht spijt lijkt te hebben van zijn handelen. De rechtbank zal er daarom– evenals de officier van justitie – van uit gaan dat het hier om een incidentele en ondoordachte actie ging. Om die reden zal de rechtbank verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. In plaats daarvan acht zij een werkstraf van 240 uur passend, waarvan een deel 60 uur voorwaardelijk , met een proeftijd van twee jaar, als stok achter de deur, zodat verdachte in de toekomst niet opnieuw in de fout gaat.

6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit;
- artikel 9, lid 1 onder j, bijlage III van deRegeling nadere eisen vuurwerk 2004,
zoals al deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7 De beslissing
De rechtbank:

Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde een strafbaar feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;

Straffen
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat een deel van de straf, groot 60 uren niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van twee uur per dag.


Ditvonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr.
S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 november 2011.



BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 18 mei 2010 in de gemeente Stein en/of Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 190 Cobra's 6,aan een ander, te weten een politieel pseudokoper met als code A-3322, ter beschikking heeft gesteld, en/of aan [adresgegevens] 7 Cobra's 6 en/of 4 kanonslagen voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers:
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige
aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen
letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en/of
- bestond de effectlading van die Cobra's 6 niet uitsluitend uit zwart buskruit.
 

Moontan

Moderator
Medewerker
LJN BU5859, Rechtbank Maastricht, 03/996006-10
Datum uitspraak: 25-11-2011
Datum publicatie: 25-11-2011
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Zaaknummers: 03/996006-10

Inhoudsindicatie:
Verkoop van illegaal vuurwerk aan een pseudokoper.



2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komter, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
opzettelijk illegaal consumentenvuurwerk (te weten 190 Cobra’s 6) aan een ander ter beschikking heeft gesteld, alsmede opzettelijk illegaal vuurwerk (te weten 7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen) voorhanden heeft gehad.

3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij op 18 mei 2010 in Stein opzettelijk 190 Cobra’s 6 aan een ander ter beschikking heeft gesteld en dat hij op diezelfde dag ook nog 7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen in zijn woning te [adres] aanwezig heeft gehad. Het betrof hier illegaal vuurwerk.
Nu er sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin vanhet Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal (bevindingen);
- het proces-verbaal onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk;
- het proces-verbaal van beslag vuurwerk (190 Cobra’s);
- het rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van mogelijk verboden vuurwerk op 18 mei 2010 van het Nederlands Forensisch Instituut;
- het proces-verbaal van bevindingen Informant/Infiltrant Politieel pseudokoper.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 18 mei 2010 in de gemeente Stein opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 190 Cobra’s 6, aan een ander, te weten een politieel pseudokoper met als code A-3322, ter beschikking heeft gesteld en aan [adresgegevens] 7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers:
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en
- bestond de effectlading van die Cobra’s 6 niet uitsluitend uit zwart buskruit.

4 De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

overtreding van voorschriften krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijkbegaan, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft er op gewezen dat het hier om bijzonder gevaarlijk vuurwerk gaat, dat wordt aangemerkt als massa-explosief. Uitgaande van de richtlijn zou hij uitkomen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 20 weken. De officier van justitie heeft aangegeven de richtlijn niet te zullen volgen, omdat hij er van uit gaat dat het hier een eenmalige vergissing van verdachte betrof. Desondanks wil hij een forse stok achter de deur. Hij heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft hierbij ten voordele vanverdachte in zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat verdachte geleerd heeft van zijn fout, zich tijdens het onderzoek coöperatief heeft opgesteld en dat hij blanco strafblad heeft.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de werkstraf flink te matigen naar 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk. Een hoge werkstraf is een enorme belasting voor verdachte gelet op zijn studie en zijn werk. Daarbijhad verdachte geen kwade intentie en heeft hij direct meegewerkt aan het onderzoek. De reden waarom het vuurwerk verboden is, was voor verdachte moeilijk te begrijpen, omdat hetzelfde vuurwerk over de grens wel toegestaan is. De raadsman onderstreept dat het om een incident ging en ziet dan ook geen reden voor een voorwaardelijke gevangenisstraf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Verdachte heeft opzettelijk illegaal vuurwerk, te weten 190 Cobra’s 6 verkocht en opzettelijk illegaal vuurwerk, te weten7 Cobra’s 6 en 4 kanonslagen voorhanden gehad. Daarbij ging het verdachte om geldelijk gewin, waarbij hij zich onvoldoende heeft vergewist van de consequenties die gepaard gingen met die handel.
Om het vuurwerk te kunnen verkopen, heeft verdachte het vuurwerk tijdelijk in zijn huis opgeslagen en vervoerdin een auto. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het aangetroffen vuurwerk massa-explosief kan reageren. Dat wil zeggen dat bij (al dan niet per ongeluk) ontbranding vanéén stuk vuurwerk op praktisch hetzelfde moment de gehele partij kan exploderen. Een dergelijke explosie kan grote schade en ernstig letsel veroorzaken. Het thuis bewaren en vervoeren van dit soort vuurwerk heeft dan ook gevaar voor de directe omgeving opgeleverd.

De rechtbank zal ten voordele van verdachte rekening houden met het feit dat hij geen relevant strafblad heeft en oprecht spijt lijkt te hebben van zijn handelen. De rechtbank zal er daarom– evenals de officier van justitie – van uit gaan dat het hier om een incidentele en ondoordachte actie ging. Om die reden zal de rechtbank verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. In plaats daarvan acht zij een werkstraf van 240 uur passend, waarvan een deel 60 uur voorwaardelijk , met een proeftijd van twee jaar, als stok achter de deur, zodat verdachte in de toekomst niet opnieuw in de fout gaat.

6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2 en 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit;
- artikel 9, lid 1 onder j, bijlage III van deRegeling nadere eisen vuurwerk 2004,
zoals al deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7 De beslissing
De rechtbank:

Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde een strafbaar feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;

Straffen
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat een deel van de straf, groot 60 uren niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van twee uur per dag.


Ditvonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr.
S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 november 2011.



BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 18 mei 2010 in de gemeente Stein en/of Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 190 Cobra's 6,aan een ander, te weten een politieel pseudokoper met als code A-3322, ter beschikking heeft gesteld, en/of aan [adresgegevens] 7 Cobra's 6 en/of 4 kanonslagen voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers:
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige
aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen
letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en/of
- bestond de effectlading van die Cobra's 6 niet uitsluitend uit zwart buskruit.
 

Moontan

Moderator
Medewerker
LJN: BV1512, Gerechtshof 's-Gravenhage , BK-10/00706 Print uitspraak

Datum uitspraak: 23-12-2011
Datum publicatie: 20-01-2012
Rechtsgebied: Belasting
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Inkomstenbelasting. Aankoop van vuurwerk bij groothandel in België. Niet is komen vast te staan dat belanghebbende met betrekking tot de door de Inspecteur geconstateerde aanschaf van vuurwerk voordeel heeft beoogd of behaald, zodat geen sprake is van winst uit onderneming. Belanghebbende heeft niet gehandeld in de hoedanigheid van ondernemer voor de inkomstenbelasting. Het meermaals in opdracht, op verzoek of op bestelling van een of meer derden aanschaffen van goederen leidt niet zonder meer tot een handelen als ondernemer in de zin der inkomstenbelasting.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl


Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting
nummer BK-10/00706


Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 23 december 2011

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,
en
de directeur van de Belastingdienst Rijnmond (kantoor [P]), de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 25 augustus 2010, nummer AWB 08/2758 IB/PVV, betreffende de hierna vermelde navorderingsaanslag en beschikkingen.

Navorderingsaanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.435. Tegelijk is bij beschikking een boete opgelegd van € 1.193 en bij beschikking € 863 aan heffingsrente berekend.

1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van € 26.725, de boete verminderd tot op € 521 en de heffingsrente verminderd tot op € 370.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Een afzonderlijk griffierecht is niet geheven.

1.4. De rechtbank heeft de uitspraak van de Inspecteur inzake de boetebeschikking vernietigd, de boete verminderd tot op € 221 en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.


Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Voor deze zaak is wegens samenhang met de zaak met het kenmerk BK-10/00709 niet afzonderlijk griffierecht geheven.

2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 november 2011, gehouden te ’s-Gravenhage. Daar zijn partijen verschenen. De behandeling van de zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met die van de daarmee samenhangende zaken met de nummers BK-10/00705 en 10/00707 tot en met 10/00709. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.


Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende, geboren op [dag en maand] 1961 en ongehuwd, is in dienstbetrekking werkzaam bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V. Hij drijft voorts een onderneming onder de naam . De activiteiten van de onderneming zijn het graveren van kentekens in autoruiten. De onderneming is sinds 13 juli 1993 geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Sedertdien is belanghebbende bij de Belastingdienst in de administratie opgenomen als ondernemer voor de inkomstenbelasting en de omzetbelasting. De belastbare winst over het jaar 2002 is € 1.142 negatief en over het jaar 2003 € 1.020 negatief. Over latere jaren is geen winst aangegeven.

3.2. Belanghebbende heeft voor het jaar 2002 aangifte gedaan voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. In de aangifte heeft hij geen melding gemaakt van inkomsten uit de (door de Inspecteur gestelde) handel in vuurwerk.

3.3. Onderzoek van de FIOD-ECD naar handel in vuurwerk heeft tot de volgende bevindingen geleid: In de jaren 2002 tot en met 2005 zijn op naam van belanghebbende hoeveelheden spektakelvuurwerk gekocht bij een groothandel in vuurwerk in België (hierna: de groothandel). Belanghebbende heeft in het vierde kwartaal van 2002 de groothandel achttien keer bezocht en voor in totaal € 5.174,98 vuurwerk gekocht; in het vierde kwartaal van 2003 heeft hij de groothandel twaalf keer bezocht en voor in totaal € 3.969,74 vuurwerk gekocht; in het vierde kwartaal van 2004 heeft hij de groothandel elf keer bezocht en voor in totaal € 4.378,30 vuurwerk gekocht; in het vierde kwartaal van 2005 heeft hij de groothandel elf keer bezocht en voor in totaal € 3.871,00 vuurwerk gekocht. De inkopen betreffen diverse klassen spektakelvuurwerk dat in België niet mag worden verkocht aan particulieren. Het vuurwerk kan alleen worden gekocht door (vuurwerk)bedrijven en handelaren. Buitenlandse kopers dienen een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, een omzetbelastingnummer en een inschrijvingsbewijs van het voertuig waarmee het vuurwerk wordt vervoerd, te overleggen.

3.4. De FIOD-ECD heeft de bevindingen aan de Belastingdienst verstrekt, die vervolgens een boekenonderzoek bij belanghebbende heeft ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 tot en met 2005 en de aangiften omzetbelasting over de jaren 2002 tot en met 2005. De uitkomsten van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een controlerapport van 22 mei 2007. Een afschrift van het rapport behoort tot de gedingstukken.

3.5. Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek zijn aan belanghebbende de onderwerpelijke navorderingsaanslag en boete opgelegd. Hij heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de bezwaarfase heeft hij twee verklaringen van buren overgelegd, inhoudende dat deze wel eens met hem zijn meegereden naar de groothandel en dat zij daar hebben gezien dat enkelen van de daar aanwezigen aan belanghebbende hebben gevraagd of hij op zijn naam voor hen vuurwerk wilde kopen en dat hij een aantal keren daarin heeft bewilligd. De Inspecteur heeft daarin aanleiding gezien dertig percent van de totale inkopen toe te rekenen aan vuurwerk dat belanghebbende heeft gekocht voor derden en waarvoor geen winstopslag is berekend. Voorts heeft de Inspecteur het brutowinstpercentage verlaagd van 300 tot 200 om op die wijze rekening te houden met het gegeven dat veel van het ingekochte vuurwerk is verkocht aan vrienden, familie en buren.


Oordeel van de rechtbank

4. De rechtbank heeft met betrekking tot het beroep van belanghebbende overwogen:

”(…)
2.1. [Belanghebbende] bestrijdt dat hij heeft gehandeld in vuurwerk. Vuurwerk is voor hem een hobby; daarom gaat hij in het vierde kwartaal vaak op en neer naar België om aldaar bijzonder vuurwerk te kopen voor zichzelf en zijn familie. Het overgrote deel van het vuurwerk heeft hij echter gekocht voor mensen die op dat moment toevallig bij de groothandel aanwezig waren en die zelf niet over de vereiste documenten beschikten om vuurwerk te kopen. Hij heeft hiervoor geen vergoeding berekend.
(…)
2.5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de Inspecteur] met hetgeen hij heeft aangevoerd en de stukken die hij heeft overgelegd aannemelijk gemaakt dat [belanghebbende] heeft gehandeld in vuurwerk. Hieraan kan hetgeen [belanghebbende] heeft aangevoerd niet afdoen. [Belanghebbende] heeft weliswaar aangetoond dat hij voor de aankoop van de BMW Cabrio een bedrag van € 35.512 heeft geleend, maar dat is op zichzelf onvoldoende om aannemelijk te maken dat [belanghebbende] geen omzet met de handel in vuurwerk heeft behaald. Met betrekking tot de door [de Inspecteur] opgestelde vermogensvergelijking heeft [belanghebbende] gesteld dat het inkomen van zijn moeder ten onrechte niet in aanmerking is genomen. [Belanghebbende] voerde in de desbetreffende periode namelijk een gezamenlijke huishouding met zijn moeder. Ook als rekening wordt gehouden met dat inkomen blijft er per maand [een] zo gering bedrag over dat daarmee het levensonderhoud van [belanghebbende] en zijn moeder niet kan worden bekostigd. Voorts heeft [belanghebbende] gesteld dat [de Inspecteur] de autokosten te hoog heeft vastgesteld. [Belanghebbende] schat de autokosten op enkele tientjes per jaar voor onderhoud. De rechtbank acht dit evenwel niet aannemelijk. Tot de autokosten behoren naast de onderhoudskosten, waarvan het beloop overigens ongetwijfeld hoger is dan enkele tientjes, immers ook de motorrijtuigenbelasting, de verzekeringskosten en de benzinekosten. Ten slotte heeft [belanghebbende] op de tweede zitting gesteld dat hij zijn hypotheekschuld heeft opgehoogd met € 25.000 en dat dit bedrag na te zijn gestort op zijn giro- en spaarrekening is opgegaan aan levensonderhoud. [Belanghebbende] heeft met betrekking tot deze ophoging en de storting daarvan op zijn rekeningen geen enkel bewijsmiddel aangevoerd, zodat de rechtbank aan deze stelling voorbijgaat.
2.6. Voor de berekening van de omzet behaald met de handel in vuurwerk is [de Inspecteur] uitgegaan van de inkoopbedragen en een winstpercentage van 300%. Dit winstpercentage is gebaseerd op een onderzoek van de projectgroep LOM-vuurwerk van het Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving. Deze projectgroep heeft op 28 april 2005 het rapport ’Interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk’ uitgebracht, waarin wordt vermeld dat de bruto winstpercentages in de illegale vuurwerkhandel kunnen oplopen tot 400%. In de bezwaarfase heeft [de Inspecteur] alsnog 30% van de inkopen toegerekend aan inkopen voor derden waarvoor [belanghebbende] geen winstopslag heeft berekend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de Inspecteur] aldus in voldoende mate rekening gehouden met de mogelijkheid dat [belanghebbende] vuurwerk heeft gekocht voor derden en daarvoor geen winstopslag op de door hem betaalde inkoopprijs heeft berekend. Dat [belanghebbende], zoals hij stelt, het overgrote deel van het vuurwerk heeft gekocht voor derden die bij de groothandel aanwezig waren, acht de rechtbank gelet op de (…) vrachtbrieven, niet aannemelijk. Voorts heeft [de Inspecteur] in de bezwaarfase het winstpercentage verlaagd van 300% tot 200%. De rechtbank acht dit percentage, gelet op voormeld rapport, redelijk. Wat betreft de door [belanghebbende] gemaakte kosten is de rechtbank van oordeel dat [de Inspecteur] hiermee in voldoende mate rekening heeft gehouden.
2.7. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is vastgesteld.
(…)”


Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1. In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de correcties heeft aangebracht in verband met de handel in vuurwerk. Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend. Ook de boete is in geschil.

5.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.


Conclusies van partijen

6.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de navorderingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking inzake de heffingsrente.

6.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.


Beoordeling van het hoger beroep

7.1. Hoewel de bewijslast voor de juistheid van de navorderingsaanslag, de boete en de heffingsrente bij de Inspecteur berust, heeft belanghebbende in hoger beroep ter afwering van de aldus op hem gelegde claims, met name ter zitting, uitvoerig zijn handelwijze bij de aankoop van vuurwerk bij de groothandel beschreven en gesteld dat de door de Belastingdienst op zijn naam geconstateerde inkopen van vuurwerk, zo al moet worden aangenomen dat hij die aanschaffingen voor zichzelf heeft gedaan, niet leiden tot voor de heffing van inkomstenbelasting belastbare winst. Zo heeft belanghebbende op de zitting, na onweersproken te hebben gesteld dat hij als fervent vuurwerkliefhebber en -kenner op gezette tijden veel vuurwerk koopt en afsteekt, omstandig uit de doeken gedaan, voor het Hof geloofwaardig, hoe de inkopen van vuurwerk bij de groothandel zijn verlopen en hoe het vuurwerk is gebruikt. Belanghebbende heeft te kennen gegeven dat hij in veel gevallen van de bezoeken aan de groothandel relatief grote hoeveelheden kocht op verzoek van op het terrein of binnen de showroom van de groothandel aanwezige vuurwerkliefhebbers die vanwege het niet voorhanden hebben van de vereiste kwalificaties of papieren niet gerechtigd of in staat waren de door hen gewenste partijen vuurwerk direct, dat wil zeggen op eigen naam, bij de groothandel te kopen. Wanneer belanghebbende instemde met aankopen op zijn naam, waarbij hij stelde nimmer meer dan twee personen per bezoek te hebben bediend, ten behoeve van een binnen of op het terrein van de groothandel aanwezige, ongeautoriseerde derde koper, was de handelwijze doorgaans zo, dat die derde aangaf welk vuurwerk hij door tussenkomst van belanghebbende wenste aan te schaffen en dat deze dan meeliep naar de toonbank of kassa en veelal zelf direct betaalde door daar het voor de inkopen aan de groothandel verschuldigde geld neer te leggen en het gekochte zelf mee te nemen. Vanwege in België geldende voorschriften verwerkte de groothandel die aankopen dan als door belanghebbende aangeschaft vuurwerk. Een andere mogelijkheid was dat belanghebbende voor een of twee van dergelijke derden op bestelling vuurwerk kocht en dat na aflevering op het terrein achter de groothandel aan belanghebbende bij diens auto de betrokken hoeveelheid tegen kostprijs werd afgestaan aan de opdrachtgever. Belanghebbende heeft daarover meer keren uitdrukkelijk verklaard dat hij vele van de op papier aan hem geleverde partijen in feite niet heeft afgenomen of meegenomen naar zijn woonplaats, maar deze tegen kostprijs direct na aflevering aan de opdrachtgevers heeft overgedragen. Hij heeft in dat verband, naar hij heeft verklaard en het Hof aannemelijk acht, nimmer meer geld ontvangen dan dat hij was verschuldigd aan de groothandel, noch van bedoelde gegadigden of anderen een vergoeding bedongen of ontvangen voor het aan derden verlenen van deze tussenkomst.

7.2. Belanghebbende heeft voorts, zonder dat de Inspecteur op dat vlak ook maar een opmerking heeft gemaakt, voor het Hof geloofwaardig gesteld dat hij ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen en rond de jaarwisseling met vrienden en bekenden veel door hem in België gekocht en opgehaald bijzonder vuurwerk heeft afgestoken. Hij heeft wat dat aangaat verklaard dat hij in een stadswijk of straat zo’n persoon is die veel en mooi siervuurwerk afsteekt en dat dan buurtbewoners die zelf geen vuurwerk afsteken, continu op enige afstand kijken naar het afsteken van grote hoeveelheden spektakelvuurwerk.

7.3. Belanghebbende heeft tot slot gesteld dat hij een enkele keer ook in opdracht van en voor bekenden uit zijn directe omgeving bij de groothandel vuurwerk heeft aangeschaft en dat hij daarvoor bij aflevering slechts de kostprijs rekende.

7.4. Op grond van het vorenstaande concludeert het Hof dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is. Naar ’s Hofs oordeel is, gelet op de door belanghebbende gestelde, niet of niet afdoende door de Inspecteur weersproken, feiten en omstandigheden, niet komen vast te staan dat belanghebbende met betrekking tot de door de Inspecteur geconstateerde aanschaf van vuurwerk voordeel heeft beoogd of behaald, zodat geen sprake is van winst uit onderneming. Belanghebbende heeft derhalve niet gehandeld in de hoedanigheid van ondernemer voor de inkomstenbelasting. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat het meermaals in opdracht, op verzoek of op bestelling van een of meer derden aanschaffen van goederen niet zonder meer leidt tot een handelen als ondernemer in de zin der inkomstenbelasting.

7.5. De Inspecteur heeft overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat met betrekking tot het aangeschafte vuurwerk sprake is van activiteiten die leiden tot heffing van inkomstenbelasting.

7.6. Het Hof concludeert dat ter zake van de activiteit van het aanschaffen van vuurwerk de verplichtingen van de Wet inkomstenbelasting 2001 en/of de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing zijn. Dan kan belanghebbende niet worden tegengeworpen dat hij niet of niet volledig aan die verplichtingen heeft voldaan.

7.7. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep gegrond is. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.


Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten, waarbij het Hof, gelet op de inhoud van de desbetreffende dossiers, de onderhavige zaak en de zaken met de nummers BK-10/00705 en 10/00707 tot en met 10/00709 aanmerkt als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof stelt de kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het genoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, voor die zaken tezamen vast op € 1.966,50 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep [2 punten à € 437 x 1,5 (gewicht van de zaak) x 1,5 (samenhang)], waarvan te dezen eenvijfde deel, derhalve € 393,30 in aanmerking wordt genomen. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.


Beslissing

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
- vernietigt de navorderingsaanslag en de beschikkingen inzake de boete en de heffingsrente,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 393,30
.


De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 23 december 2011 in het openbaar uitgesproken.


http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=BV1512
 

Moontan

Moderator
Medewerker
Eis voorwaardelijk celstraf vader vuurwerkdode Roy


UTRECHT - De vader van de 13-jarige Utrechtse jongen die op 1 januari 2011 in Harderwijk tijdens de jaarwisseling overleed, moet een jaar voorwaardelijke celstraf krijgen. Dat eiste het Openbaar Ministerie vandaag in de rechtbank in Zutphen.

De 45-jarige vader, Cornelis van B., en 46-jarige Frederik B. hadden een mortier met de verkeerde kant boven in een gietijzeren buis gezet. De bom, ter grootte van een struisvogelei, moest boven de camping op dertig meter hoogte ontploffen. Het stuk vuurwerk explodeerde echter in de buis.

Scherven daarvan raakten de 13-jarige Roy. De jongen was door de ontploffing van de vuurwerkbom op slag dood. Scherven sloegen ook door wanden van caravans. "Verdachten mogen van geluk spreken dat er niet meer doden of gewonden zijn gevallen", aldus de officier.

De officier van justitie eiste tegen Frederik B. een voorwaardelijke celstraf van een jaar en de maximale werkstraf van 240 uur. Tegen Cornelis van B. werd ook een werkstraf van 100 uur geëist wegens verboden wapenbezit. In het chalet van de vader werd een vuurwapen gevonden.

VEERTIEN METER
Volgens de officier ging alles mis wat mis kon gaan. De verdachten stonden op ongeveer 20 meter afstand van de bom. Volgens de politie bleek dat het slachtoffer op een kleine veertien meter stond.
Volgens kenners is een afstand van 265 meter veilig. Ook zat de bom klem in de kachelpijp.

Eén van de advocaten bepleitte niet-ontvankelijkheid van het OM omdat zijn verdachte niet de kans heeft gehad een advocaat te raadplegen. Beide verdachten kregen op 1 januari te horen van agenten dat ze niet vervolgd zouden worden en dat daarom een advocaat niet nodig was.

Uitspraak op 14 februari.

http://www.rtvutrecht.nl/nieuws/417245
 

Michel_G

Zilveren Member
AD had ergens deze week ook al een halve pagina aan dit geval gewijdt.

Shell was op zijn kop in een GIETIJZEREN kachelpijp geladen en omdat het niet echt lekker paste, ook nog even aangeduwd totdat hij (bijna) klem zat, alhoewel dat laatste ook weinig meer uitmaakt als je hem op zijn kop laad. Gezien de 265 meter die genoemd wordt, betreft het dus een 6"/150mm shell, kracht zat dus.

Stond in de krant dat hij de shell gekocht had van een collega/vriend en dat die alleen maar de instructie erbij gegeven had: in een/de buis stoppen, aansteken en even een sprintje trekken en op 20 meter afstand gaan staan..... Was bij de beste man ook nog niet opgekomen om even op internet uit te zoeken hoe je verder met zoiets om gaat, werdt er nog vermeld.
 

GMP82

Zilveren Member
Wat een ......

helaas is hij in ieder geval voor he leven "gestraft" met het verlies van zijn zoon :-(
 

Moontan

Moderator
Medewerker
Huurwoning ontruimd na overlast en vondst vuurwerk (mortierbommen)
20/02/2012


Huurwoning ontruimd na overlast en vondst vuurwerk (mortierbommen)
20/02/2012
By M. Vols
1
tweet
retweet
Een gezin veroorzaakt veel overlast in en rond hun huurwoning. In de woning zijn bovendien zestig mortierbommen aangetroffen. De wethouder en ambtenaren verklaren bij de rechter dat de overlast zeer ernstig is. De voorzieningenrechter beveelt de huurder de woning te ontruimen:

4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op basis van de door de Wooncompagnie in het geding gebrachte producties voldoende aannemelijk dat rond de woning van [gedaagde] sprake is van overlast in de door de Wooncompagnie gestelde zin en omvang. De vraag of [gedaagde] daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden kan op grond van het navolgende in het midden blijven.

4.6. Na het incident in de nacht van 26 of 27 november 2011 zijn door de politie in de woning zestig mortierbommen aangetroffen. Mortierbommen zijn een zeer zwaar en gevaarlijk soort vuurwerk dat in Nederland niet aan particulieren mag worden verkocht. Blijkens een persbericht van het arrondissementsparket Haarlem d.d. 29 november 2011 is met het aanwezig hebben van de mortierbommen het vuurwerkbesluit overtreden.

4.7. Het hebben van een grote hoeveelheid zwaar en illegaal vuurwerk in de woning levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zodanig ernstige tekortkoming op in de nakoming van de verplichting zich als een goed huurder te gedragen, dat aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. [Gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van de mortierbommen in de woning, omdat haar zoon het vuurwerk buiten haar medeweten in de woning heeft gebracht. Dit verweer wordt verworpen. Op grond van artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is [gedaagde] immers jegens de Wooncompagnie op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde (mede) gebruiken.

4.8. Gelet op de risico’s waaraan de omwonenden zijn blootgesteld door de aanwezigheid van de mortierbommen in de woning kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter van de Wooncompagnie niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter acht de gevorderde ontruiming dan ook gerechtvaardigd. Wel zal aan [gedaagde] een iets ruimere ontruimingstermijn worden gegund dan de gevorderde twee dagen.

http://www.openbareorderecht.nl/ind...na-overlast-en-vondst-vuurwerk-mortierbommen/
 

Moontan

Moderator
Medewerker
LJN BV6055, Gerechtshof 's-Gravenhage, 22-005312-10
Datum uitspraak: 15-02-2012
Datum publicatie: 16-02-2012
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Hoger beroep
Zaaknummers: 22-005312-10
Inhoudsindicatie:
De verdachte heeft zich met anderen tijdens een Oud en Nieuw-viering schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door illegaal vuurwerk naar/tegen woningen te gooien. Tijdens een daarna ontstane confrontatie heeft hij een bewoner van een van die woningen mishandeld door hem pepperspray in het gezicht te spuiten. Daarnaast heeft de verdachte bij een eerdere gelegenheid een faunabeheerder mishandeld.


Het Hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 282 (tweehonderdtweeëntachtig) dagen. De schadevorderingen van benadeelde partijen zijn toegewezen

Lees de gehele uitspraak door de volgende link aan te klikken:

http://jure.nl/bv6055
 

Mystifying Sage

Registered User
Pfff wat een tekst in al die juridische papieren...

Maar ik merk wel dat er aardig wat verschil zit in de uitspraken...
Waar een handelaar in cobra's weg komt met een werkstraf van 240 uur met 60 uur voorwaardelijk en een proeftijd, moet een ander gewoon paar maanden echt brommen.

Ook als je verder kijkt op het web...zie wel meer van dit soort verschillen...

De 1 handelt en komt weg met een boete van 2500...en iemand die voor eigen gebruik wat in huis hebt een boete van 5000 ...
Is dat niet een beetje de wereld ondersteboven?

Lijkt mij dat juist handelaren zwaarder gestraft dienen te worden dan alleen maar bezitters? Of zie ik het fout?
 
Bovenaan