Een artikel uit het FP magazine van mei 2008 waar een aantal bewindslieden aan het woord zijn. Wat opvalt in de tekst is dat ook de vuurwerkimporteurs in Nederland ook een belangrijke rol spelen in het illegale circuit.
""Strijd tegen illegaal vuurwerk heeft wind in de rug ”
In 2005 kwam de landelijke interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk
tot stand. Drie jaar later lijkt die vrucht af te werpen. Maar: “Het blijft een proces van lange adem.”
Nederland, vuurwerkland. “Ons land is uitzonderlijk in die zin dat er onder consumenten een enorme vraag is naar zwaar knalvuurwerk,”zegt Gustaaf Biezeveld. Hij is coördinerend milieu-officierbij het Functioneel Parket en leider van de multidisciplinaire projectgroep die uitvoering geeft aan de Interventiestrategie
verboden consumentenvuurwerk. De vuurwerkcatalogus van de projectgroep bevat een adembenemende hoeveelheid Chinese vlinders, lawinepijlen, zware
strijkers en ander knaltuig. Vooral rond de jaarwisseling veroorzaken ze grote schade aan bushokjes, brievenbussen en anderstraatmeubilair. Erger: jaarlijks vallen er honderden slachtoffers,waaronder een aantal dodelijke. “Mensen bagatelliseren het risico,” zegt Biezeveld. Een lawinepijl, bijvoorbeeld, heeft de slagkracht van een handgranaat. “Je zou er een aanslag mee kunnen plegen,” aldus Biezeveld. En dit terwijl op 13 mei 2000 in Enschede een hele stadswijk werd weggevaagd nadat een opslagplaats met zwaar vuurwerk de lucht invloog. De materiële schade: ruim 450 miljoen euro. De immateriële: 23 doden en bijna 1000 gewonden.
De ramp in Enschede was voor de vuurwerkbestrijders een mixedblessing. Enerzijds stond het probleem van illegaal – en dus per definitie te zwaar en onveilig – vuurwerk in één klap op de agenda.Anderzijds verdween het voor een groot deel uit het justitiële vizier: vuurwerkhandelaren verplaatsten hun grote opslagplaatsen naar Duitsland en België.
Vooral dat laatste land is voor de Nederlandse vuurwerkfreak een Walhalla: daar is – steeds vaker via internet – het zware spul het hele jaar door verkrijgbaar. Geen wonder dat de internationale dimensie een belangrijk onderdeel is van de in 2005 geformuleerde interventiestrategie.
Drie sporen
Die strategie kent drie doelstellingen. Ten eerste moet in 2010 de hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk met 80 procent zijnafgenomen ten opzichte van 2005. De tweede doelstelling betreft een grote schoonmaak van de vuurwerkbranche. Ten derde gaat het om verbetering van de capaciteit en kwaliteit van toezicht en opsporing, en van de informatieuitwisseling tussen betrokken instanties.
Het terugdringen van de hoeveelheid illegaal consumentenvuurwerk moet plaatsvinden door het legaliseren van een deel van het aanbod. Dat betekent vooral het bieden van een veiliger alternatief. “Denk daarbij aan het stellen van hoge kwaliteitseisen en controles op de lading en de ontbrandig van het vuurwerk,” aldus Biezeveld.
De in 2006 ingezette legalisering verloopt met wisselend succes. Zo is het gelukt om bij kleinere typen van de zogenaamde “flowerbeds” – kartonnen dozen die tientallen en soms honderden vuurpijlen afschieten – de illegale producten van de markt te dringen. Maar pogingen om hetzelfde te bereiken met Chinese rollen, een soort honderdduizend-klapper, lijken vooralsnog gestrand.
Bij de tweede doelstelling van de interventiestrategie,
de schoonmaakvan de branche, gaat het om sanering en zelfregulering – met de overheid in een handhavende rol. In dit proces speelt Jan Mans, als voormalig burgemeester van Enschede bij uitstek ervaringsdeskundige, een leidende rol.
“Mans zoekt binnen de branche samenwerking met mensen van goede wil,” zegt Biezeveld. Ondernemers worden aangesproken op hun maatschapplijke verantwoordelijkheid. Dat is niet altijd even eenvoudig. Want zoals overal waar makkelijk geld te verdienen valt is ook in de vuurwerkbranche de georganiseerde criminaliteit in opmars.
Niettemin boekt Mans voortgang in zijn werk om tot zelfregulering te komen.
Met vier bona fide vuurwerkimporteurs zal hij binnenkort een voorstel presenteren voor een wettelijk erkenningsstelsel voor de import en handel in consumentenvuurwerk.Voor de zuiveringsoperatie is ook nauwe samenwerking met de ons omringende landen geboden. De branche kan reguleren en de overheid handhaven tot ze er dood bij neervallen, zolang je illegaal vuurwerk met een paar muisklikken via een Belgische website in huis kan halen schiet het niet op. Daarom vinden gesprekken plaats met de Duitse en Belgische autoriteiten; daarbij tonen vooral de eersten zich ontvankelijk voor de Nederlandse problematiek, aldus Biezeveld. “Maar ik heb goede hoop dat het nieuwe Belgische kabinet ook zal inzien dat het zo niet langer kan.” Het derde interventiespoor betreft opsporing en vervolging, gericht op een vijftien- tot twintigtal sleutelpersonen die zich bezighouden met de invoer en handel in (illegaal) consumentenvuurwerk. Deels zijn dat figuren uit de georganiseerde misdaad, maar ook officiële vuurwerkimporteurs bekleden sleutelposities in het illegale circuit. Het gaat tenslotte om uiterst lucratieve handel.
Biezeveld: “De winstmargesbedragen 100-200 procent – allemaal zwart.”
Doel van het opsporings- en vervolgingsbeleid is het uitschakelen van de sleutelfiguren. Daartoe hebben de Interregionale en Regionale Milieuteams van de politie en de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van VROM de afgelopen drie jaar 15 opsporingsonderzoeken gedraaid.
Justitie heeft de beschikking over een uitgebreid pakket sancties: van het stilleggen van een onderneming via forse geldboetes en verbeurdverklaringen tot gevangenisstraffen van maximaal zes jaar. “Toch,” zegt Biezeveld, “wordt het sanctiepakket nog onvoldoende benut.” Een actief opsporings- en vervolgingsbeleid heeft volgens Biezeveld een afschrikwekkend uitstralingseffect: “Het zijn toch ondernemers – die zijn heel gevoelig voor wat collegaondernemers overkomt.”
Vuurwerk als proeftuin
Sinds de oudejaarsnacht van 2007 op 2008, waarin een groot aantal vuurwerkslachtoffers viel, voelen Biezeveld en de zijnen de politieke wind in de rug. Een even belangrijke succesfactor is de nauwe samenwerking tussen de partners in de interventiestrategie: het Functioneel Parket, de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van VROM, de politie, de inspecties van VROM en V&W,
de provincies, de FIOD en de douane. “Het zijn allemaal gedreven, gemotiveerde mensen met hart voor de zaak. Daardoor kunnen we wat bereiken.” Biezeveld signaleert de mogelijke pioniersrol die het “betrekkelijk overzichtelijke” vuurwerkprobleem kan gaan spelen bij de oplossing van andere etenvraagstukken zoals afval, bodemsanering en illegale bestrijdingsmiddelen.
“Ik zie het vuurwerkdossier als een proeftuin,” zegt Biezeveld.
Hij doelt dan vooral op de werkwijze van het vuurwerkteam: op de systematische opbouw van een informatiepositie, op het gebruik van een vliegende brigade, en op de succesvolle opbouw van een voor alle partijen toegankelijke databank over, bijvoorbeeld, lopende opsporingsonderzoeken en sleutelfiguren en hun netwerken en handelsroutes. Dit digitale ketendossier gaat na dezomer on-line – het eerste in zijn soort op milieugebied. Er is dus sprake van vooruitgang. Maar, zegt Biezeveld: “Het is een proces van de lange adem”. Vanwege de uiterst lucratieve handel,vanwege de uitwijkmogelijkheden naar het nabije buitenland, vanwege de schimmige netwerken maar bovenal
vanwege de niet te stillen honger van de Nederlandse consument naar more bang for the buck. <
FP magazine nr. 3 mei 2008
http://www.om.nl/files/file.php5?id=541