Beantwoording Kamervragen over vuurwerkverbod tijdens broedseizoen
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Datum 28 februari 2013
Betreft Vuurwerkverbod tijdens het broedseizoen
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de
antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Ouwehand over een vuurwerkverbod
tijdens het broedseizoen op 5 februari 2013 (2013Z02133).
1
Heeft u kennis genomen van de uitspraak van de rechter naar aanleiding van het afsteken van
vuurwerk tijdens het broedseizoen? 1) Wat vindt u ervan dat de gemeente Weesp een
vergunning had afgegeven voor het afsteken van vuurwerk op Koninginnedag, terwijl het
verstoren van broedende vogels en hun jongen verboden is volgens van de Flora- en
faunawet?
Antwoord
Het aangehaalde persbericht refereert aan de uitspraak van de Rechtbank van Amsterdam
van 18 december 2012. Deze uitspraak gaat niet over een vergunning van de gemeente
Weesp, maar over de afwijzing van een handhavingsverzoek door de Dienst Regelingen van
het Ministerie van Economische Zaken. Anders dan het bericht vermeld, komt de rechtbank
niet tot het oordeel dat het afsteken van vuurwerk in Weesp in 2011 in strijd zou zijn geweest
met de verboden van de Flora- en faunawet. De rechtbank vernietigt de beslissing van Dienst
Regelingen omdat deze onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank besluit vervolgens
om de rechtsgevolgen van de beslissing in stand te laten, omdat de Stichting flora en
faunabescherming Weesp onvoldoende had aangetoond dat met het afsteken van het
vuurwerk in strijd zou zijn gehandeld met de verboden van Flora- en faunawet.
2
Kunt u uiteenzetten hoeveel gemeentes de afgelopen 5 jaar toestemming hebben gegeven
voor het afsteken van vuurwerk op Koninginnedag, Bevrijdingsdag of een ander evenement in
het broedseizoen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Gedeputeerde staten zijn bevoegd om een ontbrandingstoestemming voor een individueel
vuurwerkevenement te verlenen. Centrale registratie van afgegeven toestemmingen vindt
plaats via het Landelijk Meld- en Informatiepunt. Hieruit blijkt dat de afgelopen 5 jaar tijdens
Koninginnedag en Bevrijdingsdag respectievelijk 318 en 58 toestemmingen zijn afgegeven
voor het ontbranden van professioneel vuurwerk.
3
Hoe verklaart u dat gemeenten toestemming geven voor het afsteken van vuurwerk op
Koninginnedag en/of Bevrijdingsdag, gelet op het feit dat een groot gedeelte van de
beschermde inheemse vogels op dat moment bezig is met hun broedproces en er dan geen
verstorende werkzaamheden of activiteiten mogen plaatsvinden, terwijl vuurwerk een zeer
verstorende werking heeft op vogels 2) ? Deelt u de indruk dat er onvoldoende kennis is over
de bepaling in de Flora- en faunawet die een verstorende activiteit zoals het afsteken van
vuurwerk in het broedseizoen verbiedt?
Antwoord
De Flora- en faunawet verbiedt het opzettelijk verstoren van vogels. Daarvan is ook sprake als
iemand een handeling verricht en daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat zijn
gedragingen schadelijke gevolgen hebben. Organisatoren en gemeenten moeten daar
rekening mee houden als zij tijdens Koninginnedag of Bevrijdingsdag vuurwerk willen (laten)
afsteken. Zij zullen tijdens de voorbereiding onderzoek moeten doen naar de geschiktheid van
de locatie van afsteken in relatie tot enerzijds de vogels die in de omgeving hun nest of
broedplaats hebben, en anderzijds de omvang en duur van het vuurwerk dat ze willen
afsteken. Leidt het vuurwerk tot onaanvaardbare verstorende effecten voor de aanwezige
vogels, dan zal een geschiktere locatie gezocht moeten worden.
4
Deelt u de mening dat vanwege het grote risico dat broedvogels verstoord worden door
vuurwerk, gemeenten uit voorzorg geen vergunning zouden moeten afgeven voor het afsteken
van vuurwerk bij evenementen tijdens het broedseizoen? Zo neen, hoe verhoudt uw mening
zich ten opzichte van het voorzorgsprincipe en het “nee, tenzij” principe dat ten grondslag ligt
aan de Flora- en faunawet?
5
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om een landelijk verbod in te stellen op het
afsteken van vuurwerk op Koninginnedag, Bevrijdingsdag en andere evenementen tijdens het
broedseizoen? Bent u bereid gemeentes in ieder geval alvast op te roepen het afsteken van
vuurwerk op Koninginnedag en Bevrijdingsdag en andere evenement tijdens het broedseizoen
uit voorzorg niet toe te staan? Zo neen, waarom niet?
Antwoord (4 en 5)
Ik deel uw mening niet. De bescherming van vogels wordt geborgd door de verboden van de
Flora- en faunawet. De risico’s die het afsteken van vuurwerk vormen voor vogels, verschillen
van geval tot geval. Die situatie leent zich niet voor het instellen van een landelijk
vuurwerkverbod ter bescherming van vogels tijdens het broedseizoen, maar vraagt om
maatwerk. Het verbod om vogels opzettelijk te verstoren in combinatie met de
beoordelingsruimte van een organisator bij de keuze van de locatie, vormt daarbij de invulling
van het “nee, tenzij”-principe.
(w.g.) Sharon A.M. Dijksma
Staatssecretaris van Economische Zaken
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Datum 28 februari 2013
Betreft Vuurwerkverbod tijdens het broedseizoen
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de
antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Ouwehand over een vuurwerkverbod
tijdens het broedseizoen op 5 februari 2013 (2013Z02133).
1
Heeft u kennis genomen van de uitspraak van de rechter naar aanleiding van het afsteken van
vuurwerk tijdens het broedseizoen? 1) Wat vindt u ervan dat de gemeente Weesp een
vergunning had afgegeven voor het afsteken van vuurwerk op Koninginnedag, terwijl het
verstoren van broedende vogels en hun jongen verboden is volgens van de Flora- en
faunawet?
Antwoord
Het aangehaalde persbericht refereert aan de uitspraak van de Rechtbank van Amsterdam
van 18 december 2012. Deze uitspraak gaat niet over een vergunning van de gemeente
Weesp, maar over de afwijzing van een handhavingsverzoek door de Dienst Regelingen van
het Ministerie van Economische Zaken. Anders dan het bericht vermeld, komt de rechtbank
niet tot het oordeel dat het afsteken van vuurwerk in Weesp in 2011 in strijd zou zijn geweest
met de verboden van de Flora- en faunawet. De rechtbank vernietigt de beslissing van Dienst
Regelingen omdat deze onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank besluit vervolgens
om de rechtsgevolgen van de beslissing in stand te laten, omdat de Stichting flora en
faunabescherming Weesp onvoldoende had aangetoond dat met het afsteken van het
vuurwerk in strijd zou zijn gehandeld met de verboden van Flora- en faunawet.
2
Kunt u uiteenzetten hoeveel gemeentes de afgelopen 5 jaar toestemming hebben gegeven
voor het afsteken van vuurwerk op Koninginnedag, Bevrijdingsdag of een ander evenement in
het broedseizoen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Gedeputeerde staten zijn bevoegd om een ontbrandingstoestemming voor een individueel
vuurwerkevenement te verlenen. Centrale registratie van afgegeven toestemmingen vindt
plaats via het Landelijk Meld- en Informatiepunt. Hieruit blijkt dat de afgelopen 5 jaar tijdens
Koninginnedag en Bevrijdingsdag respectievelijk 318 en 58 toestemmingen zijn afgegeven
voor het ontbranden van professioneel vuurwerk.
3
Hoe verklaart u dat gemeenten toestemming geven voor het afsteken van vuurwerk op
Koninginnedag en/of Bevrijdingsdag, gelet op het feit dat een groot gedeelte van de
beschermde inheemse vogels op dat moment bezig is met hun broedproces en er dan geen
verstorende werkzaamheden of activiteiten mogen plaatsvinden, terwijl vuurwerk een zeer
verstorende werking heeft op vogels 2) ? Deelt u de indruk dat er onvoldoende kennis is over
de bepaling in de Flora- en faunawet die een verstorende activiteit zoals het afsteken van
vuurwerk in het broedseizoen verbiedt?
Antwoord
De Flora- en faunawet verbiedt het opzettelijk verstoren van vogels. Daarvan is ook sprake als
iemand een handeling verricht en daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat zijn
gedragingen schadelijke gevolgen hebben. Organisatoren en gemeenten moeten daar
rekening mee houden als zij tijdens Koninginnedag of Bevrijdingsdag vuurwerk willen (laten)
afsteken. Zij zullen tijdens de voorbereiding onderzoek moeten doen naar de geschiktheid van
de locatie van afsteken in relatie tot enerzijds de vogels die in de omgeving hun nest of
broedplaats hebben, en anderzijds de omvang en duur van het vuurwerk dat ze willen
afsteken. Leidt het vuurwerk tot onaanvaardbare verstorende effecten voor de aanwezige
vogels, dan zal een geschiktere locatie gezocht moeten worden.
4
Deelt u de mening dat vanwege het grote risico dat broedvogels verstoord worden door
vuurwerk, gemeenten uit voorzorg geen vergunning zouden moeten afgeven voor het afsteken
van vuurwerk bij evenementen tijdens het broedseizoen? Zo neen, hoe verhoudt uw mening
zich ten opzichte van het voorzorgsprincipe en het “nee, tenzij” principe dat ten grondslag ligt
aan de Flora- en faunawet?
5
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om een landelijk verbod in te stellen op het
afsteken van vuurwerk op Koninginnedag, Bevrijdingsdag en andere evenementen tijdens het
broedseizoen? Bent u bereid gemeentes in ieder geval alvast op te roepen het afsteken van
vuurwerk op Koninginnedag en Bevrijdingsdag en andere evenement tijdens het broedseizoen
uit voorzorg niet toe te staan? Zo neen, waarom niet?
Antwoord (4 en 5)
Ik deel uw mening niet. De bescherming van vogels wordt geborgd door de verboden van de
Flora- en faunawet. De risico’s die het afsteken van vuurwerk vormen voor vogels, verschillen
van geval tot geval. Die situatie leent zich niet voor het instellen van een landelijk
vuurwerkverbod ter bescherming van vogels tijdens het broedseizoen, maar vraagt om
maatwerk. Het verbod om vogels opzettelijk te verstoren in combinatie met de
beoordelingsruimte van een organisator bij de keuze van de locatie, vormt daarbij de invulling
van het “nee, tenzij”-principe.
(w.g.) Sharon A.M. Dijksma
Staatssecretaris van Economische Zaken