
Jan met de Pet knalt pas sinds jaren vijftig
Het lijkt alsof mensen in Nederland al sinds eeuwen met oud en nieuw na de nieuwjaarszoenen de straat op gaan om vuurwerk af te steken. Toch is deze traditie pas halverwege de jaren vijftig voorzichtig ontstaan, zo blijkt uit verschillende gegevens. .
Dat het afsteken van consumentenvuurwerk met oud en nieuw deze week is toegevoegd aan de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed, komt dus niet doordat het zo oud is. Het is wel uniek. Nergens ter wereld gaat op nieuwjaarsnacht per hoofd van de bevolking zo veel vuurwerk de lucht in.
Nederland werd pas vuurwerkgek toen de 'gewone burger' door de toenemende welvaart meer te besteden kreeg.
Vuurwerkkenner Roel Wijngaarden zegt dat tot de Tweede Wereldoorlog het afsteken van vuurwerk slechts was voorbehouden aan de rijke burgerij. Daarvoor huurden zij professionals in die zij hele shows lieten maken, waarvan iedereen kon meegenieten, dat dan weer wel.
Een van de twee grote vuurwerkfabrieken die Nederland heeft gekend, de firma A.J. Kat uit Leiden, hield zich volgens Wijngaarden alleen bezig met grote shows. Pas na de oorlog kwam daar een klein beetje verandering in. Er waren gewone burgers die zich bij het kantoor van de fabriek meldden met de vraag: 'hebbie nog bomme'.
Nou moest het 'bommen' niet al te letterlijk worden genomen, want het waren volgens Wijngaarden bescheiden knallen. "Op een gegeven moment zagen ze bij Kat er een aardige bijverdienste in, want ze boden papieren zakjes aan met bij wijze van spreken drie rotjes, een voetzoeker en een huilende keukenmeid."
'Klein maar fijn'
Wijngaarden is oprichter van Vuurwerkmuseum.nl en is verwoed verzamelaar van bijvoorbeeld vuurwerkwikkels en, zoals hij dat zegt, 'klassieke vuurwerkjes'. Hij en anderen hebben een nostalgische hang naar het oude vuurwerk dat 'klein, maar fijn was' en waarbij de knallen nog Astronauten en Piraten heetten. Van het zware, moderne - en vaak illegale - vuurwerk moeten zij weinig hebben.
Wijngaarden plaatst de opkomst van burgervuurwerk ook halverwege de jaren vijftig. Hij legt het verband met het feit dat Jan met de Pet wat meer geld in zijn loonzakje vond. Het vuurwerk lijkt in het rijtje te passen van consumentengoederen als de afwasmachine, stofzuiger en zwart-wit televisie die in die jaren voor steeds meer mensen bereikbaar werden. "Een aanwijzing is ook dat de voorganger van het TNO in 1955 voor het eerst uittestte of het vuurwerk voor gewone mensen wel veilig genoeg was", zegt Wijngaarden.
Democratiseren
Een rondgang in de kranten uit de jaren vijftig bevestigt het beeld dat halverwege de jaren vijftig het gebruik van vuurwerk 'democratiseerde'. Tijdens de overgang van 1952 naar 1953 had de politie in veel steden het druk vanwege vreugdevuurtjes. De politie van Den Haag had de handen vol aan sneeuwbalgevechten - het had die avond flink gesneeuwd - die onder baldadige jongeren uitbraken in de stad.
Twee jaar later meldde De Telegraaf echter dat het overal in het land tijdens de jaarwisseling onrustig was geweest door het afsteken van vuurwerk. Een paar dagen later kwam de politie met het advies het vuurwerk niet langer vast te houden dan 'strikt noodzakelijk', omdat er zoveel ongelukken waren gebeurd. De Waarheid berichtte dat een Amsterdamse vrouw vuurwerk tegen haar rug had gekregen en dat er daardoor een gat in haar jumper brandde. Vanaf 1955 zijn er bijna geen nieuwjaarskranten meer te vinden zonder berichten over ongelukken met vuurwerk.
Harde cijfers over de verkoop van consumentenvuurwerk zijn er niet. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft vuurwerkwinkels nooit als een aparte branche onderscheiden. Enige houvast bieden de berichten die vanaf eind jaren zestig in de eerste week van januari tot het vaste repertoire van kranten zijn gaan behoren. In 1967 ging er voor drie miljoen gulden de lucht in, 'liefst 25 procent meer dan vorig jaar'. Elk jaar werd er weer een record gebroken. .
http://www.trouw.nl/tr/nl/6700/Wete...et-de-Pet-knalt-pas-sinds-jaren-vijftig.dhtml
