Verantwoordelijkheid voor naleving (CE-)richtlijn ligt bij importeur en niet bij aangemelde instantie
RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel
18 december 2013
ECLI:NL:RBDHA:2013:19114
Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreft het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen
Geschil tussen TNO en vuurwerkimporteur Hardix naar aanleiding van door TNO verricht type-onderzoek
TNO vordert betaling van openstaande facturen. Importeur Hardix stelt onder meer dat afgegeven certificaten niet bruikbaar zijn omdat zij niet voldoen aan de Guidance
Vordering TNO wordt toegewezen. TNO heeft aan wettelijke en contractuele verplichtingen voldaan
De rechtbank stelt voorop dat de verantwoordelijkheid voor naleving van de verplichtingen van de Richtlijn, waaronder de verplichting tot het (laten) verrichten van een conformiteitsbeoordeling, op grond van de Richtlijn bij de importeur ligt en niet bij TNO.
Feiten
Hardix drijft een onderneming die zich bezighoudt met de import van en handel in vuurwerk.
TNO Defensie en Veiligheid heeft voor Hardix (consumenten)vuurwerkartikelen getest in verband met het voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
TNO heeft Hardix gesommeerd tot betaling van de factuur en aansprakelijk gesteld voor vergoeding van de met eventuele rechtsmaatregelen gemoeide kosten.
4.2. Hardix heeft voorts betoogd dat TNO de indeling in families en de uiteindelijk uitgevoerde testen niet heeft uitgevoerd in overeenstemming met de voorwaarden om een Certificaat af te geven, waardoor Hardix stukken zijn afgegeven die niet voldoen. Blijkens het verhandelde ter comparitie doelt Hardix hiermee op de omstandigheid dat TNO de testen niet heeft uitgevoerd volgens de meest actuele normen en dat Hardix nu gelet op de handhavingslijn aanvullende testen moet (laten) verrichten. Bovendien stelt zij het risico te lopen dat de CE-certificaten die door de aangemelde instantie in Nederland zijn afgegeven niet in het buitenland worden geaccepteerd. Daarnaast heeft Hardix naar voren gebracht dat TNO ten onrechte de indruk heeft gewekt dat een CE-markering mocht worden aangebracht als een Certificaat was afgegeven.
4.3. Voor zover Hardix haar verweer - naar de rechtbank begrijpt - baseert op tekortschieten van TNO in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de opdracht, gaat dit verweer niet op.
4.4. De factuur is opeisbaar nu de vervaltermijn is verstreken. Hardix is derhalve in beginsel verplicht tot betaling van de betreffende factuur.
4.5. TNO heeft de typetesten uitgevoerd in overeenstemming met de Richtlijn en zijn contractuele verplichtingen jegens Hardix. De rechtbank stelt voorop dat de verantwoordelijkheid voor naleving van de verplichtingen van de Richtlijn, waaronder de verplichting tot het (laten) verrichten van een conformiteitsbeoordeling, op grond van de Richtlijn bij de importeur ligt en niet bij TNO. Daarnaast bepaalt de Richtlijn niet méér dan dat een van de conformiteitsprocedures moet worden gevolgd, waaronder het EG-type-onderzoek. In de overwegingen van de Richtlijn is ten aanzien van de uitvoering van het onderzoek slechts vermeld dat groepen van bepaalde pyrotechnische artikelen door de aangemelde instanties moeten worden beoordeeld als productfamilies. Onweersproken is door TNO gesteld dat ten tijde van de totstandkoming van de opdracht nog geen sprake was van in Europees verband vastgestelde geharmoniseerde normen betreffende de uitvoering van de typetesten. Bij de typetesten die door TNO zijn verricht, is gebruik gemaakt van de toen bestaande, niet geharmoniseerde, normen, de EN 14305. Eerst in 2011 zijn in Europees verband geharmoniseerde normen, de EN 15947, vastgesteld en is de Guidance vastgesteld. TNO heeft Hardix blijkens de offerte geïnformeerd over de ontwikkelingen van geharmoniseerde normen in Europees verband. Blijkens de offerte was de verwachting dat deze reeds omstreeks 1 juli 2010 zouden zijn afgerond. Bij brief van 21 juli 2010 heeft TNO de vuurwerkimporteurs, waaronder Hardix, geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen en onder meer bericht dat dit betekent dat aanvullende testen moesten worden verricht. Niet is gesteld of gebleken dat voordien reeds een zodanige duidelijkheid over de inhoud van de geharmoniseerde normen bestond, dat TNO Hardix eerder had moeten informeren. Of TNO in het Europees overleg een minderheidsstandpunt heeft betrokken, acht de rechtbank gelet hierop niet van belang. Indien Hardix gelet op de Europese ontwikkelingen wijziging of beëindiging van de opdracht had gewenst, had het op haar weg gelegen om na de brief van 21 juli 2010 actie te ondernemen. Dit is, behoudens blijkens het verhandelde ter comparitie een telefoontje, niet gebeurd.
Hardix gaat er in dit verband aan voorbij dat zij als importeur geacht wordt bekend te zijn met en te voldoen aan de relevante regelgeving
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft voorts bij Hardix niet gerechtvaardigd de indruk kunnen bestaan dat het door TNO te verrichten type-onderzoek voldoende zou zijn om de op grond van de Richtlijn vereiste CE-markering op vuurwerkartikelen aan te brengen. Niet alleen is in de offerte uitdrukkelijk vermeld dat het type-onderzoek niet mede de batchtesten omvat, Hardix gaat er in dit verband aan voorbij dat zij als importeur geacht wordt bekend te zijn met en te voldoen aan de relevante regelgeving.
4.7. Van tekortschieten van TNO in de naleving van zijn verplichtingen uit hoofde van de opdracht is dan ook geen sprake. TNO verkeert niet in schuldeisersverzuim, zodat van opschorting van de betalingsverplichting van Hardix ook geen sprake kan zijn.
4.8. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde hoofdsom vatbaar is voor toewijzing. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zal de rechtbank bij gebrek aan enige feitelijke onderbouwing afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Hardix om aan TNO te betalen een bedrag van € € 46.410,--, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de desbetreffende factuur tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2. veroordeelt Hardix tot betaling aan TNO van de proceskosten, tot op heden begroot op € 3.661,21 en de nakosten aan de zijde van TNO forfaitair begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, met dien verstande dat, indien en voor zover Hardix niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden aan Hardix is betekend, de nakosten worden vermeerderd met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
http://www.ce-uitspraken.eu/ce-uitspraken/verantwoordelijkheid-voor.html
RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel
18 december 2013
ECLI:NL:RBDHA:2013:19114
Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreft het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen
Geschil tussen TNO en vuurwerkimporteur Hardix naar aanleiding van door TNO verricht type-onderzoek
TNO vordert betaling van openstaande facturen. Importeur Hardix stelt onder meer dat afgegeven certificaten niet bruikbaar zijn omdat zij niet voldoen aan de Guidance
Vordering TNO wordt toegewezen. TNO heeft aan wettelijke en contractuele verplichtingen voldaan
De rechtbank stelt voorop dat de verantwoordelijkheid voor naleving van de verplichtingen van de Richtlijn, waaronder de verplichting tot het (laten) verrichten van een conformiteitsbeoordeling, op grond van de Richtlijn bij de importeur ligt en niet bij TNO.
Feiten
Hardix drijft een onderneming die zich bezighoudt met de import van en handel in vuurwerk.
TNO Defensie en Veiligheid heeft voor Hardix (consumenten)vuurwerkartikelen getest in verband met het voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
TNO heeft Hardix gesommeerd tot betaling van de factuur en aansprakelijk gesteld voor vergoeding van de met eventuele rechtsmaatregelen gemoeide kosten.
4.2. Hardix heeft voorts betoogd dat TNO de indeling in families en de uiteindelijk uitgevoerde testen niet heeft uitgevoerd in overeenstemming met de voorwaarden om een Certificaat af te geven, waardoor Hardix stukken zijn afgegeven die niet voldoen. Blijkens het verhandelde ter comparitie doelt Hardix hiermee op de omstandigheid dat TNO de testen niet heeft uitgevoerd volgens de meest actuele normen en dat Hardix nu gelet op de handhavingslijn aanvullende testen moet (laten) verrichten. Bovendien stelt zij het risico te lopen dat de CE-certificaten die door de aangemelde instantie in Nederland zijn afgegeven niet in het buitenland worden geaccepteerd. Daarnaast heeft Hardix naar voren gebracht dat TNO ten onrechte de indruk heeft gewekt dat een CE-markering mocht worden aangebracht als een Certificaat was afgegeven.
4.3. Voor zover Hardix haar verweer - naar de rechtbank begrijpt - baseert op tekortschieten van TNO in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de opdracht, gaat dit verweer niet op.
4.4. De factuur is opeisbaar nu de vervaltermijn is verstreken. Hardix is derhalve in beginsel verplicht tot betaling van de betreffende factuur.
4.5. TNO heeft de typetesten uitgevoerd in overeenstemming met de Richtlijn en zijn contractuele verplichtingen jegens Hardix. De rechtbank stelt voorop dat de verantwoordelijkheid voor naleving van de verplichtingen van de Richtlijn, waaronder de verplichting tot het (laten) verrichten van een conformiteitsbeoordeling, op grond van de Richtlijn bij de importeur ligt en niet bij TNO. Daarnaast bepaalt de Richtlijn niet méér dan dat een van de conformiteitsprocedures moet worden gevolgd, waaronder het EG-type-onderzoek. In de overwegingen van de Richtlijn is ten aanzien van de uitvoering van het onderzoek slechts vermeld dat groepen van bepaalde pyrotechnische artikelen door de aangemelde instanties moeten worden beoordeeld als productfamilies. Onweersproken is door TNO gesteld dat ten tijde van de totstandkoming van de opdracht nog geen sprake was van in Europees verband vastgestelde geharmoniseerde normen betreffende de uitvoering van de typetesten. Bij de typetesten die door TNO zijn verricht, is gebruik gemaakt van de toen bestaande, niet geharmoniseerde, normen, de EN 14305. Eerst in 2011 zijn in Europees verband geharmoniseerde normen, de EN 15947, vastgesteld en is de Guidance vastgesteld. TNO heeft Hardix blijkens de offerte geïnformeerd over de ontwikkelingen van geharmoniseerde normen in Europees verband. Blijkens de offerte was de verwachting dat deze reeds omstreeks 1 juli 2010 zouden zijn afgerond. Bij brief van 21 juli 2010 heeft TNO de vuurwerkimporteurs, waaronder Hardix, geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen en onder meer bericht dat dit betekent dat aanvullende testen moesten worden verricht. Niet is gesteld of gebleken dat voordien reeds een zodanige duidelijkheid over de inhoud van de geharmoniseerde normen bestond, dat TNO Hardix eerder had moeten informeren. Of TNO in het Europees overleg een minderheidsstandpunt heeft betrokken, acht de rechtbank gelet hierop niet van belang. Indien Hardix gelet op de Europese ontwikkelingen wijziging of beëindiging van de opdracht had gewenst, had het op haar weg gelegen om na de brief van 21 juli 2010 actie te ondernemen. Dit is, behoudens blijkens het verhandelde ter comparitie een telefoontje, niet gebeurd.
Hardix gaat er in dit verband aan voorbij dat zij als importeur geacht wordt bekend te zijn met en te voldoen aan de relevante regelgeving
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft voorts bij Hardix niet gerechtvaardigd de indruk kunnen bestaan dat het door TNO te verrichten type-onderzoek voldoende zou zijn om de op grond van de Richtlijn vereiste CE-markering op vuurwerkartikelen aan te brengen. Niet alleen is in de offerte uitdrukkelijk vermeld dat het type-onderzoek niet mede de batchtesten omvat, Hardix gaat er in dit verband aan voorbij dat zij als importeur geacht wordt bekend te zijn met en te voldoen aan de relevante regelgeving.
4.7. Van tekortschieten van TNO in de naleving van zijn verplichtingen uit hoofde van de opdracht is dan ook geen sprake. TNO verkeert niet in schuldeisersverzuim, zodat van opschorting van de betalingsverplichting van Hardix ook geen sprake kan zijn.
4.8. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gevorderde hoofdsom vatbaar is voor toewijzing. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zal de rechtbank bij gebrek aan enige feitelijke onderbouwing afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Hardix om aan TNO te betalen een bedrag van € € 46.410,--, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de desbetreffende factuur tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2. veroordeelt Hardix tot betaling aan TNO van de proceskosten, tot op heden begroot op € 3.661,21 en de nakosten aan de zijde van TNO forfaitair begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, met dien verstande dat, indien en voor zover Hardix niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden aan Hardix is betekend, de nakosten worden vermeerderd met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en met de explootkosten van de betekening van het vonnis;
http://www.ce-uitspraken.eu/ce-uitspraken/verantwoordelijkheid-voor.html