Regels m.b.t. opsporing internet/IP

Jo440

Registered User
Aangezien er nogal heftig wordt gereageerd op andere forums als het gaat om het achterhalen van gegevens via internet,msn, en IP-adressen,
hier een zeer duidelijke omschrijving welke betrekking heeft op deze opsporingsmethoden.

Het is een hoop formeel gepraat,maar als je het goed en aandachtig doorleest eigenlijk heel simpel.
Het stukje komt uit de uitspraak van een rechtszaak die niet over vuurwerk ging,maar waar wel dezelfde opspringsmethoden voor gelden!
Als dit topic niet mag,mag deze verwijderd worden. (yes)

--------------------------

Vergaring van gegevens door de politie.
De voor de handhaving van de rechtsorde nodige gegevens verkrijgt de politie op grond van artikel 2 van de Politiewet (bijvoorbeeld: NJ 2002/301 HR 12 februari 2002). Ten behoeve van gegevensvergaring tijdens de opsporing van strafbare feiten heeft de politie een algemene bevoegdheid gebaseerd op artikel 1 jo. 141 Wetboek van Strafvordering. Naast deze algemene opsporingsbevoegdheid bestaan bijzondere wettelijke regelingen voor de verkrijging van inlichtingen aangaande telecommunicatie en/of geautomatiseerde werken in netwerken, neergelegd in het Wetboek van Strafvordering en in de Telecommunicatiewet. Voorts kan gewezen worden op de Wet bescherming persoonsgegevens (en voorheen de Wet op de persoonsregistraties). De bijzondere regelingen leveren het volgende beeld op: er wordt onderscheid gemaakt in a. gevoelige inhoudelijke gegevens, b. verkeersgegevens en c. gebruikersgegevens (ook wel identificerende gegevens genoemd: zie in dit verband Gegevensvergaring in strafvordering. Rapport van de Commissie Strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij (Commissie Mevis), mei 2001). Ad a. Voor onderzoek naar gegevens in geautomatiseerde werken geldt de regeling van artikel 125 i Wetboek van Strafvordering. Die regeling geeft een bevoegdheid aan de rechter-commissaris in de context van een gerechtelijk vooronderzoek en ziet met name op het beschikbaar krijgen van gegevens voor inhoudelijk onderzoek. Ad b. Verkeersgegevens kunnen in geval van ontdekking op heterdaad of in geval van verdenking van een misdrijf omschreven in artikel 67, eerste lid dan wel verdenking van het misdrijf van artikel 138a Wetboek van Strafrecht door de officier van justitie in het belang van het onderzoek worden gevorderd op basis van artikel 126n Wetboek van Strafvordering bij de telecommunicatieaanbieder. Een IP-adres kan een verkeersgegeven zijn in de zin van artikel 126 n Wetboek van Strafvordering. Ad c. Een IP-adres kan ook informatie betreffen die nodig is om verkeersgegevens te kunnen vorderen. Daarop ziet artikel 13.4 eerste lid van de Telecommunicatiewet, dat bepaalt dat aanbieders van telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten verplicht zijn aan de autoriteiten de informatie te verstrekken die noodzakelijk is om die autoriteiten in staat te stellen de bij de wet in het belang van strafvordering (...) geregelde bevoegdheden (...) tot het vorderen van verkeersgegevens te kunnen uitoefenen. Daaronder valt "het aan een gebruiker verleende nummer", zoals een IP-adres. Daarnaast kon tot 1 september 2001 (datum invoering Wet bescherming Persoonsgegevens) in het kader van de Wet persoonsregistraties op basis van artikel 11 tweede lid, op grond van een dringende en gewichtige reden, voor zover de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde daardoor niet onevenredig wordt geschaad, informatie op verzoek van de officier van justitie worden verstrekt (zie hieromtrent: TK 2001-2002, 28059, nr. 3 p. 15 en 16). De vraag of deze laatstgenoemde wijze van vrijwillige verstrekking door telecommunicatieaanbieders ook kan plaatsvinden onder de werking van artikel 8 onderdeel e juncto artikel 43 van de Wet bescherming Persoonsgegevens met toepassing van het noodzakelijkheidscriterium behoeft hier geen nader onderzoek. De korte aanduiding van de wettelijke context van verkrijging van gegevens aangaande computers in netwerken ten behoeve van strafvordering geeft aan dat de wetgever onderscheid maakt tussen de niet eenvoudig verkrijgbare inhoudelijke gegevens, verkeersgegevens en gebruikersgegevens. De wettelijke regeling stelt hogere eisen aan de verkrijging van gegevens ten behoeve van strafvordering naar mate de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer groter is. Een IP-adres dient gerekend te worden tot de gebruikersgegevens in de hiervoor bedoelde zin. Hoewel gebruikersgegevens (bijvoorbeeld: nummers en NAW-gegevens) in het algemeen niet sterk privacy-gevoelig zijn dient toch nagegaan te worden of de verkrijging van dergelijke gegevens, indien al in overeenstemming met overige regelgeving, wellicht toch in strijd komt met artikel 8 EVRM. Zo kan bij een telefoonnummer sprake zijn van een geheim nummer, waardoor de gebruiker te kennen geeft een persoonlijk belang te hebben bij het niet bekend zijn van zijn nummer.

Wettelijke grondslag in casu. De wijze waarop in dit geval het IP-adres van de computer van de verdachte is verkregen, is geschied op basis van de Politiewet en door uitoefening van de algemene opsporingsbevoegdheid. Het door een particulier naar aanleiding van een verzoek van de politie vrijwillig aan deze verstrekken van een IP-adres van een computer waarmee men verbinding heeft, is op zich niet onrechtmatig. De instructie van de getuige door de politie over de wijze waarop hij het IP-adres van de computer waarmee hij in verbinding stond op zijn scherm kon krijgen, betreft een eenvoudige reeks van handelingen die bij uitvoering op zichzelf geen bijzondere inbreuk met zich brengt op de privacy van een ander. Het gebruikte "netstat commando" geeft immers de status van feitelijke bestaande netwerkverbindingen weer van de computer waarin die opdracht wordt uitgevoerd, in casu de computer van de getuige. Het gaat niet om een bijzondere gecompliceerde technische ingreep of een geheime methode, maar om het toepassen van een commando, dat in de gewone handboeken inzake MSDOS staat omschreven. Een redelijke uitleg van de hiervoor beschreven gang van zaken brengt met zich, dat het verzoek van de rechercheur opnieuw telefonisch contact met hem op te nemen wanneer de getuige verbinding zou hebben met de computer van de verdachte, door de getuige kon worden opgevat als een verzoek van de politie om die verbinding op enig moment metterdaad te zoeken ten behoeve van voor de opsporing benodigde gegevens. Er is niet verzocht gegevens op te slaan. Van enigerlei vorm van stelselmatige of onrechtmatige gegevensvergaring door getuige De B. of door de politie is geen sprake. Het verzoek van de politie heeft er slechts toe gestrekt de computer van de getuige zodanig in beeld te brengen, dat het IP-adres van de verdachte kon worden vastgelegd. Met inachtneming van hetgeen hierna onder punt 5 wordt aangegeven is dat naar het oordeel van het hof proportioneel correct handelen ter handhaving van de rechtsorde en ter opsporing van strafbare feiten.
--------
 

appiehappie

Registered User
Inderdaad, hier wordt het duidelijk omschreven. De rechterlijke macht zal niet zeer lichtzinnig omgaan met het verkrijgen van gegevens, alleen als daar zwaarwegende redenen voor zijn voor nader strafrechtelijk onderzoek.

"Zomaar" gepakt worden door justitie omdat je op digitale community's schrijft dat je in het bezit bent van vuurwerk - al dan niet legaal - omdat wetsdienaren deze berichten mogelijk lezen, is er dus niet bij.
Wel zou er in het kader van opsporingsbevoegdheid gegevens achterhaald kunnen worden als er sprake is van ernstige strafbare feiten.

Denk aan het plaatsen van multimedia (e.g. videomateriaal) van gepleegde strafbare feiten, zoals het vernielen van openbare objecten met behulp van vuurwerk. Voor daderidentificatie kan dit soort materiaal bruikbaar zijn.
 
Bovenaan