Enkele passages en foto,s uit het verhaal van de geschiedenis van de winkel van Jan Monnikendam uit Haarlem.
Het gehele verhaal kun je lezen via onderstaande link:
http://www.monnikendam.nl/Over ons/Geschiedenis.html
Eind 1955 –in het jaar dat zijn moeder overleed- kreeg hij nog meer bekendheid. Het Haarlems Dagblad op 31 december onder het kopje ‘Kruit blijft Kruit’ een foto van hem afdrukte maar ook een en ander schreef over de gevaren die aan de verkoop en het gebruik van vuurwerk kleefden. Letterlijk had Jan hierover gezegd: ‘Ze moeten het met grote koppen in de kranten zetten. Ouders! Vuurwerk is geen speelgoed. Kruit blijft Kruit. Ongevaarlijk vuurwerk bestaat niet. Nooit vuurwerk in de handen houden. Aldus de grootste vuurwerk handelaar in Haarlem, die er met zijn collega’s voor zorgt, dat men de jaarwisseling met rotjes en bommen, pijlen en sterretjes luister bij kan zetten’. Volgens de krant verkocht Jan Monnikendam toen al veertig jaar vuurwerk en hij was als het ware tussen de explosieven geboren. Als jongen van 10 jaar had hij al de voordelen van de gouden Vesuvius, het Chinese bouquet en de vuurfonteinen en Romeinse kaarsen staan aan te prijzen. Voor de oorlog op de verjaardag van de Koning Wilhelmina, later na de oorlog met Oud en Nieuw.
In 1955 was voor de verkoop van vuurwerk voor het eerst een vergunning nodig. Eén van de buurtbewoners maakte in 1958 bezwaar tegen de verlening, bang als hij was voor een eventuele explosie. Uiteindelijk werd de vergunning na advies van de Haarlemse Brandweer wel verleend. Jan Monnikendam mocht voortaan maximaal 155 kg. vuurwerk voorhanden hebben, waarvan 5 kg. in de winkel en 150 kg. op de zolderverdieping van het woonhuis Gedempte Raamgracht 5 en 7. Dat scheen toen veiliger, omdat bij ontploffing de druk makkelijk weg zou kunnen via het dak! Over zogenaamd groot vuurwerk werd toen niet gesproken, alleen maar van klappertjes, kerststerren, knalkurken en ander klein vuurwerk, dat alleen aan mensen van 18 jaar en ouder verkocht mocht worden. In de jaren vijftig werd al door sommige ouders voor honderd of twee honderd gulden aan vuurwerk ingeslagen en ‘zevenklappers, gillende keukenmeiden, voetzoekers, zilveren elektrische zwermers, gouden ronde atoomkanonslagen, dwergvuurpijltjes, raketten en Romeinse gladiatorenkaarsen’ voor hun kinderen gekocht. Het meeste geld werd toen echter besteed aan een paar knalerwten of rotjes van 3 voor een kwartje. Later werd dat anders. Toen werd het vuurwerk niet alleen zwaarder, maar de discussie rond vergunningen en dergelijke steeds heftiger. Zeker toen er in de jaren zeventig sprake was van een voorraad van maximaal 2000 kg. en de panden aan de Wolstraat 1-3 erbij betrokken waren. Tegenwoordig is alles (wellicht wat overdreven na de vuurwerkramp in Enschede) super beveiligd met alarminstallaties en sprinkler systemen.
Foto van de vuurwerkverkoop in 1955:
Foto van de vuurwerkverkoop in 1980:
Het gehele verhaal kun je lezen via onderstaande link:
http://www.monnikendam.nl/Over ons/Geschiedenis.html
Eind 1955 –in het jaar dat zijn moeder overleed- kreeg hij nog meer bekendheid. Het Haarlems Dagblad op 31 december onder het kopje ‘Kruit blijft Kruit’ een foto van hem afdrukte maar ook een en ander schreef over de gevaren die aan de verkoop en het gebruik van vuurwerk kleefden. Letterlijk had Jan hierover gezegd: ‘Ze moeten het met grote koppen in de kranten zetten. Ouders! Vuurwerk is geen speelgoed. Kruit blijft Kruit. Ongevaarlijk vuurwerk bestaat niet. Nooit vuurwerk in de handen houden. Aldus de grootste vuurwerk handelaar in Haarlem, die er met zijn collega’s voor zorgt, dat men de jaarwisseling met rotjes en bommen, pijlen en sterretjes luister bij kan zetten’. Volgens de krant verkocht Jan Monnikendam toen al veertig jaar vuurwerk en hij was als het ware tussen de explosieven geboren. Als jongen van 10 jaar had hij al de voordelen van de gouden Vesuvius, het Chinese bouquet en de vuurfonteinen en Romeinse kaarsen staan aan te prijzen. Voor de oorlog op de verjaardag van de Koning Wilhelmina, later na de oorlog met Oud en Nieuw.
In 1955 was voor de verkoop van vuurwerk voor het eerst een vergunning nodig. Eén van de buurtbewoners maakte in 1958 bezwaar tegen de verlening, bang als hij was voor een eventuele explosie. Uiteindelijk werd de vergunning na advies van de Haarlemse Brandweer wel verleend. Jan Monnikendam mocht voortaan maximaal 155 kg. vuurwerk voorhanden hebben, waarvan 5 kg. in de winkel en 150 kg. op de zolderverdieping van het woonhuis Gedempte Raamgracht 5 en 7. Dat scheen toen veiliger, omdat bij ontploffing de druk makkelijk weg zou kunnen via het dak! Over zogenaamd groot vuurwerk werd toen niet gesproken, alleen maar van klappertjes, kerststerren, knalkurken en ander klein vuurwerk, dat alleen aan mensen van 18 jaar en ouder verkocht mocht worden. In de jaren vijftig werd al door sommige ouders voor honderd of twee honderd gulden aan vuurwerk ingeslagen en ‘zevenklappers, gillende keukenmeiden, voetzoekers, zilveren elektrische zwermers, gouden ronde atoomkanonslagen, dwergvuurpijltjes, raketten en Romeinse gladiatorenkaarsen’ voor hun kinderen gekocht. Het meeste geld werd toen echter besteed aan een paar knalerwten of rotjes van 3 voor een kwartje. Later werd dat anders. Toen werd het vuurwerk niet alleen zwaarder, maar de discussie rond vergunningen en dergelijke steeds heftiger. Zeker toen er in de jaren zeventig sprake was van een voorraad van maximaal 2000 kg. en de panden aan de Wolstraat 1-3 erbij betrokken waren. Tegenwoordig is alles (wellicht wat overdreven na de vuurwerkramp in Enschede) super beveiligd met alarminstallaties en sprinkler systemen.
Foto van de vuurwerkverkoop in 1955:
Foto van de vuurwerkverkoop in 1980:
Laatst bewerkt: