Plum Bloom
Registered User
De rellen in Rotterdam ontstonden mede door aankondiging van het vuurwerkverbod. Ziekenhuizen hebben daar weinig aan, waarom komt het er dan toch, vraagt Henri Beunders (emeritus hoogleraar Publieke opinie (Erasmus Universiteit).
De overheid en de tv reageerden met superlatieven. „Een orgie van geweld”, noemde de burgemeester de rellen in Rotterdam. „Ongekend gewelddadig. […] Criminele samenwerkingsverbanden”, sprak de minister van Justitie. Onze mooie stad vernield, treurde de Rotterdamse vox pop.
De werkelijkheid is geruststellender én angstaanjagender. Geruststellender omdat de volgende dag in die mooie stad de brokstukken al weer waren opgeveegd. Angstaanjagender omdat een politieman in het Jeugdjournaal reageerde op het met scherp schieten. Waarom het Jeugdjournaal? Omdat waarschijnlijk een kwart van de relschoppers minderjarig was, sommigen niet ouder dan 13, 14 jaar. De bivakmutsen verhinderen de politie de leeftijd te schatten van het hoofd eronder. „Daar moet je niet aan denken, dat je op een kind schiet, dat is een nachtmerrie.”
En hoe noemde de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen het vuurwerkverbod van vrijdag dat een directe aanleiding werd? Symboolpolitiek. Waarom? „Drank en drugs zijn een veel grotere belasting op de spoedeisende afdeling”.
Het beeld dat oprijst is dit: morele paniek bij de elites, die de strijd om ‘het juiste gedrag’ aan het verliezen zijn. Zo lang een genot nog populair is bij henzelf, zoals één glas droge witte wijn bij de lunch, zijn er alleen hypes over excessen: ‘zuipketen’, ‘comazuipen’.
Voorwaarde voor kruistochten voor ‘het juiste gedrag’, bij de ánder natuurlijk, is dat de burgers het eens zijn over de basisstructuur van de samenleving – democratie, rechtstaat, vrije markt. Dan verschuift de strijd naar de vraag wie de moraal-van-alledag bepaalt in het land. En dan komen ‘de Afschaffers’ het toneel op.
De term ‘symbolic crusade’ is gemunt door Joseph R. Gusfield, ook socioloog, om de strijd voor de ‘drooglegging’ van Amerika te beschrijven. Dat werd een uiting van buitensporig perfectionisme, dat in 1919 leidde tot het nationale verbod op alcohol. De fanatiekste droogleggers wilden trouwens nog meer: verbod op álle opwekkende middelen, dus ook koffie en thee. Wat verklaart die felheid? De angst voor eigen statusverlies en de zorg om ‘de ziel van de natie’. De Amerikaanse protestanten op het platteland beschouwden zich als de ‘eerstgeborenen’. Zij wilden vasthouden aan de nationale cultuur van ijver en zelfbeheersing. Toen kwamen na de Burgeroorlog (1861-1865) allerlei immigranten zoals katholieken die geen whisky dronken maar wijn en bier in ‘een kroeg waar men lacht’.
Deze situatie was er afgelopen decennia ook in Nederland: grote eensgezindheid over de politiek-economische basisstructuur. Maar door migratie en digitalisering – en emancipatie van iedereen – veranderde de samenleving intussen wel drastisch. Door de groeiende angst voor ‘de ander’ kijkt men alleen nog op de eigen mobiel. Of roept men voor de zekerheid „Fijne dag!” Dus blijft de symbolische strijd over. Zoals over ‘grensoverschrijdend gedrag’ – een correctie op de ‘grenzeloze wereld’.
Dat was het moment dat het beschavingsoffensief als mislukt werd beschouwd . De ‘onderklasse’ bleek niet gevoelig voor de vermanende vinger. Sterker, men stak, wat men nu ook ziet, zelf de vinger op, niet de wijsvinger maar de middelvinger. De sociale beweging besluit dan om de staat te dwingen met verboden te komen.
Soms wordt het doel achteraf unisono als nobel en succesvol beschouwd, zoals afschaffing van de slavernij. Inzake genotmiddelen miskennen kruisridders het effect van de modes en de waterbedeffecten van rigide verboden. Geen actiegroep heeft gestreden voor dróge witte wijn in plaats van zoete, of voor spa rood. Dat zijn ongestuurde, culturele processen. Belangrijker: kruisridders komen vaak pas het toneel op als de grote zondebok – drank, tabak, vuurwerk – al beschaamd op de terugtocht is.
De hausseperiode in drinken en roken waren de decennia na 1960. Vanaf 1980 daalde de consumptie weer. Maar pas toen kwamen de totaal-verbieders. Een stuwkracht erachter bleek de mogelijkheid om dat verderfelijke genot van ‘de ander’ te bestempelen als gedrag van ‘losers’ in de prestatiemaatschappij. Bij drank blijft het daarom bij hypes over ‘comazuipen’. Roken heette voortaan steevast ‘paffen’. En wie paffen er op los? Juist, criminelen.
De averechtse effecten van de verscherpte maatregelen en ook weer een vuurwerkverbod zijn het straatgeweld als uitlaatklep en het illegaal gekochte vuurwerk dat in feite regelrecht oorlogstuig is, honderd keer zo gevaarlijk als een sterretje of een vuurpijl.
De overheid beloofde over de coronasamenleving te overleggen met de jongeren. Een deel ervan houdt van festival en vuurwerk, hoe ook gereguleerd, op 1,5 meter, 15 of zelfs 150 meter, met of zonder mondkapje. Dit is niet gebeurd.
Dus moge God verhoeden dat de nachtmerrie van de agent – schieten op kinderen – een keer bewaarheid wordt.
De overheid en de tv reageerden met superlatieven. „Een orgie van geweld”, noemde de burgemeester de rellen in Rotterdam. „Ongekend gewelddadig. […] Criminele samenwerkingsverbanden”, sprak de minister van Justitie. Onze mooie stad vernield, treurde de Rotterdamse vox pop.
De werkelijkheid is geruststellender én angstaanjagender. Geruststellender omdat de volgende dag in die mooie stad de brokstukken al weer waren opgeveegd. Angstaanjagender omdat een politieman in het Jeugdjournaal reageerde op het met scherp schieten. Waarom het Jeugdjournaal? Omdat waarschijnlijk een kwart van de relschoppers minderjarig was, sommigen niet ouder dan 13, 14 jaar. De bivakmutsen verhinderen de politie de leeftijd te schatten van het hoofd eronder. „Daar moet je niet aan denken, dat je op een kind schiet, dat is een nachtmerrie.”
En hoe noemde de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen het vuurwerkverbod van vrijdag dat een directe aanleiding werd? Symboolpolitiek. Waarom? „Drank en drugs zijn een veel grotere belasting op de spoedeisende afdeling”.
Het beeld dat oprijst is dit: morele paniek bij de elites, die de strijd om ‘het juiste gedrag’ aan het verliezen zijn. Zo lang een genot nog populair is bij henzelf, zoals één glas droge witte wijn bij de lunch, zijn er alleen hypes over excessen: ‘zuipketen’, ‘comazuipen’.
Strenge regels nodig
Vanwaar deze nieuwe symbolische kruistocht tegen het Kwaad dat vuurwerk heet? Omdat Het Kwaad de ‘morele ondernemer’ motiveert, aldus de Amerikaanse socioloog Howard Becker in Outsiders: „Een duivels iets verontrust hem diep. Hij voelt dat niéts goed kan worden als er geen regels worden gesteld om het te corrigeren.” Dat was anno 1963. Toen ijverden betrokken geleerden en artsen ervoor om ‘de commandosamenleving’ te bewegen tot meer begrip voor ‘afwijkend gedrag’ van de jonge generatie van nozems, studenten en hippies. Waartegen ‘kruisridders’ juist streng wilden optreden.Voorwaarde voor kruistochten voor ‘het juiste gedrag’, bij de ánder natuurlijk, is dat de burgers het eens zijn over de basisstructuur van de samenleving – democratie, rechtstaat, vrije markt. Dan verschuift de strijd naar de vraag wie de moraal-van-alledag bepaalt in het land. En dan komen ‘de Afschaffers’ het toneel op.
De term ‘symbolic crusade’ is gemunt door Joseph R. Gusfield, ook socioloog, om de strijd voor de ‘drooglegging’ van Amerika te beschrijven. Dat werd een uiting van buitensporig perfectionisme, dat in 1919 leidde tot het nationale verbod op alcohol. De fanatiekste droogleggers wilden trouwens nog meer: verbod op álle opwekkende middelen, dus ook koffie en thee. Wat verklaart die felheid? De angst voor eigen statusverlies en de zorg om ‘de ziel van de natie’. De Amerikaanse protestanten op het platteland beschouwden zich als de ‘eerstgeborenen’. Zij wilden vasthouden aan de nationale cultuur van ijver en zelfbeheersing. Toen kwamen na de Burgeroorlog (1861-1865) allerlei immigranten zoals katholieken die geen whisky dronken maar wijn en bier in ‘een kroeg waar men lacht’.
Deze situatie was er afgelopen decennia ook in Nederland: grote eensgezindheid over de politiek-economische basisstructuur. Maar door migratie en digitalisering – en emancipatie van iedereen – veranderde de samenleving intussen wel drastisch. Door de groeiende angst voor ‘de ander’ kijkt men alleen nog op de eigen mobiel. Of roept men voor de zekerheid „Fijne dag!” Dus blijft de symbolische strijd over. Zoals over ‘grensoverschrijdend gedrag’ – een correctie op de ‘grenzeloze wereld’.
Noodrem: wettelijk verbod
Een gelijkenis tussen de droogleggers en de strijd bij ons tegen alcohol, tabak en vuurwerk is ook de omslag van een ‘beschavingsoffensief’ naar de noodrem van het wettelijke verbod. Eind negentiende eeuw trokken sociaal bevlogen middenklassers, vooral vrouwen, als heilsoldaten de arme wijken in. En beplakten de cafédeur met de welbekende poster met het huilende dochtertje: „Ach vader, niet meer!”. Tot ze zagen dat cafégangers een ‘t’ achter ‘Ach’ hadden gekalkt.Dat was het moment dat het beschavingsoffensief als mislukt werd beschouwd . De ‘onderklasse’ bleek niet gevoelig voor de vermanende vinger. Sterker, men stak, wat men nu ook ziet, zelf de vinger op, niet de wijsvinger maar de middelvinger. De sociale beweging besluit dan om de staat te dwingen met verboden te komen.
Soms wordt het doel achteraf unisono als nobel en succesvol beschouwd, zoals afschaffing van de slavernij. Inzake genotmiddelen miskennen kruisridders het effect van de modes en de waterbedeffecten van rigide verboden. Geen actiegroep heeft gestreden voor dróge witte wijn in plaats van zoete, of voor spa rood. Dat zijn ongestuurde, culturele processen. Belangrijker: kruisridders komen vaak pas het toneel op als de grote zondebok – drank, tabak, vuurwerk – al beschaamd op de terugtocht is.
De hausseperiode in drinken en roken waren de decennia na 1960. Vanaf 1980 daalde de consumptie weer. Maar pas toen kwamen de totaal-verbieders. Een stuwkracht erachter bleek de mogelijkheid om dat verderfelijke genot van ‘de ander’ te bestempelen als gedrag van ‘losers’ in de prestatiemaatschappij. Bij drank blijft het daarom bij hypes over ‘comazuipen’. Roken heette voortaan steevast ‘paffen’. En wie paffen er op los? Juist, criminelen.
Averechtse effecten
Het adagium ‘Dat lossen we samen wel op’ werd zo verruild voor ‘zero tolerance’. Met averechtse effecten. Mede door het rookverbod heet Nederland nu een ‘narcostaat’. Misschien tot tevredenheid van de bestrijders van tabak en vuurwerk. Zij zitten binnen voor de buis, met een droge witte wijn in de hand, te genieten van drugsseries als The Soprano’s, Penoza en Undercover. „Zo leuk!”De averechtse effecten van de verscherpte maatregelen en ook weer een vuurwerkverbod zijn het straatgeweld als uitlaatklep en het illegaal gekochte vuurwerk dat in feite regelrecht oorlogstuig is, honderd keer zo gevaarlijk als een sterretje of een vuurpijl.
De overheid beloofde over de coronasamenleving te overleggen met de jongeren. Een deel ervan houdt van festival en vuurwerk, hoe ook gereguleerd, op 1,5 meter, 15 of zelfs 150 meter, met of zonder mondkapje. Dit is niet gebeurd.
Dus moge God verhoeden dat de nachtmerrie van de agent – schieten op kinderen – een keer bewaarheid wordt.
Opinie | Vanwaar deze symbolische kruistocht tegen het Kwaad dat vuurwerk heet?
Wettelijk verbod: De rellen in Rotterdam ontstonden mede door aankondiging van het vuurwerkverbod. Ziekenhuizen hebben daar weinig aan, waarom komt het er dan toch, vraagt Henri Beunders.
www.nrc.nl