Een kamerstuk van 21 Januari 2010
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u, mede namens de ministers van VWS en BZK, mijn antwoord op de vragen van de leden Van der Vlies en Van der Staaij (beiden SGP) over oogletsel door vuurwerk, zoals ingezonden op 18 december 2009.
1.
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Oogartsen zijn consumentenvuurwerk meer dan zat"? 1)
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
2.
Vindt u 24 blinde en 75 blijvend beschadigde ogen als gevolg van het afsteken van vuurwerk rond de jaarwisseling (en in totaal 268 al dan niet tijdelijk verwonde ogen) acceptabel?
Natuurlijk is ieder optreden van oogletsel, maar ook ander letsel, zeer te be-treuren. Anderzijds vinden we in Nederland dat het afsteken van vuurwerk bij de traditie van het vieren van de jaarwisseling hoort. Daar hebben we in de Kamer onder andere naar aanleiding van de uiterst onrustig verlopen jaar¬wisse-ling 2007-2008 uitvoerig over gesproken. We weten echter ook dat bij het afsteken van vuurwerk helaas het risico van het optreden van letsel hoort.
De Stichting Consument en Veiligheid houdt al jaren de letselgetallen bij; ook specifiek de oogletsels. Gemiddeld treden over de afgelopen 15 jaar zo’n 1000 letselgevallen per jaar op met een maximum van 1800 en een minimum van 620 gevallen. Het aantal oogletsels bedraagt over de laatste 10 jaar gemiddeld ca. 200 gevallen per jaar met een maximum van 352 en een minimum van 105 gevallen. Het aantal oog¬letsels (jaarwisseling 2008-2009) dat in het artikel genoemd is, past duidelijk binnen de reeks van vorenstaande cijfers.
Beperken van de afsteektijden en een algeheel verbod op consumentenvuurwerk zijn eerder besproken. Binnen de samenleving en de Kamer is daar zeker geen meerderheid voor. Kennelijk vinden we als samenleving het risico acceptabel.
Maar natuurlijk moet het optreden van letsel ten gevolge van het afsteken van vuurwerk wel zoveel mogelijk voorkomen worden. Daar is het kabinetsbeleid ook op gericht. Dat betekent slechts legaal consumentenvuurwerk toestaan, strikte handhaving, goede voorlichting en vooral ook voorkomen van ongeregeldheden.
3.
Hoe reageert u op het gegeven dat meer dan de helft van het aantal slachtoffers zelf niets kan doen aan het oogletsel, doordat zij omstanders zijn die (meestal door een vuurpijl) in het oog worden getroffen?
In het algemeen geldt dat iets meer dan de helft van de letsels omstanders treffen. Het overzicht van de letselgevallen van vorig jaar geeft weer dat 51% slachtoffer zegt te zijn van vuurwerk dat door een ander is afgestoken. Hieruit valt af te leiden dat veel mensen bewust of onbewust onvoorzichtig met vuurwerk omgaan. Met de jaar¬lijkse campagne van de Stichting Consument en Veiligheid, maar ook via voor¬lichting door de vuurwerkhandel wordt hierop ingesprongen.
4.
Kunt u aangeven wat de totale maatschappelijke kosten zijn die geleden worden door ernstige vuurwerkverwondingen in het oog?
De totale maatschappelijke kosten zijn niet bekend. Van de ziektekosten¬ver-zeke¬raars is bekend dat de kosten van letselgevallen door vuurwerk beperkt zijn in verhouding tot het totaal aan ziektekosten.
5.
Hoe reageert u op de stelling dat de middelen voor oogheelkunde in deze tijd van dubbele vergrijzing schaars zijn en de ingrepen steeds duurder worden? Welke consequenties verbinden zij hieraan?
Door onder meer vergrijzing en nieuwe medische mogelijkheden neemt de vraag naar zorg sterk toe. Dit geldt in het algemeen en zeker ook specifiek voor oog¬heel¬kunde. Het vergroten van de doelmatigheid is belangrijk om de zorg toeganke¬lijk, betaalbaar en kwalitatief goed te houden. Het is belangrijk dat goede en veilige zorg wordt geleverd voor een goede prijs-kwaliteitverhouding. De afgelopen jaren is belangrijke voortgang geboekt met de invoering van beloning naar prestatie in de ziekenhuizen, waardoor ziekenhuizen worden gestimuleerd om efficiënt te werken. Oogheelkunde is hier een onderdeel van. Ook het stimuleren van innovatie leidt er toe dat zorgaanbieders in staat zijn meer aandoeningen te behandelen en meer patiënten te genezen. Innovaties maken het mogelijk dat er slimmer en efficiënter kan worden gewerkt.
6.
Op welke manier bevordert u dat mensen die vuurwerk willen afsteken gebruik maken van de vuurwerkbril, die door ziekenhuizen voor 3 euro wordt aange-boden?
Voorlichting vanuit de overheid is vooral aan de orde bij wijziging van of nieuwe regelgeving. Wat betreft de vuurwerkregelgeving is hiervan geen sprake. Desondanks heeft VROM ook nog in 2009 de campagne uitge¬voerd door de Stichting Consument en Veiligheid met 225.000 euro ondersteund. Die campagne is juist bedoeld om op de gevaren van het onjuist gebruik van vuurwerk te wijzen. Dit jaar is nadrukkelijk gerefereerd aan oogletsels. Dit juist omdat het aantal oogletsels procentueel toenam.
Specifiek bevorderen van het aanschaffen van de vuurwerkbril vindt niet plaats.
7.
Ziet u mogelijkheden om deze voorlichting voor het nieuwe jaar te intensiveren?
Effectmeting van de campagnes leert dat de doelgroep (jongeren tot circa 25 jaar) heel goed weet wat de gevaren van vuurwerk zijn en hoe je die kan voorkomen. Op de vraag of de jongeren ook maatregelen nemen, antwoordt het merendeel echter met “nee”. De geïnterviewde oogarts constateert dit zelf ook aan het eind van het genoemde artikel. Om die reden zal extra voorlichting weinig soulaas bieden. Desondanks is het goed dat andere partijen, zoals de oogartsen, hun stem ook laten horen.
Bekend is dat vuurwerkbrillen voor een luttel bedrag te koop zijn. Een aantal vuurwerkhandelaren biedt de vuurwerkbrillen ook aan (Nederlands dagblad, interview Leo Groeneveld) wat naar mijn mening een prima initiatief is.
8.
Wat is uw reactie op de mening van Nederlandse oogartsen dat het enige middel dat het aantal verwondingen aan ogen kan verminderen een verbod op consu-men¬ten¬vuurwerk is? Indien u dit afwijst, welke andere maatregelen gaat u treffen om het aantal oogverwondingen te gaan?
Een verbod op het afsteken van vuurwerk door consumenten zal het aantal letsel¬gevallen absoluut duidelijk verminderen. Door een aantal partijen is daar op verschillende manier voor gepleit. Feit blijft dat uit opiniepeiling blijkt dat slechts 10 à 15 % van de Nederlanders direct voorstander is van zo’n verbod. Er is dus geen maatschappe¬lijk draagvlak voor. En zoals in het antwoord op vraag 2 aan¬gegeven, is er ook geen politiek draagvlak voor.
Naar aanleiding van de jaarwisseling 2007-2008 heb ik u al meegedeeld dat het Kabinet van mening is dat het afsteken van consumen¬ten¬vuurwerk niet verboden moet worden. Vuurwerk hoort bij het feest dat “oud en nieuw” behoort zijn en zolang het verantwoord gebruikt wordt, beleven veel mensen er plezier aan.
Het beleid blijft dus gericht op het slechts toestaan van legaal consumenten-vuurwerk, strikte handhaving, goede voorlichting en vooral ook het voorkomen van onge¬regeld¬heden.
Hoogachtend,
de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
dr. Jacqueline Cramer