Nota van Toelichting op: Concept VuurwerkBesluit 2010

Tony

Administrator
Medewerker
Ik heb hier voor jullie het concept van het vuurwerkbesluit 2010. Dit zouden de nieuwe regels moeten worden als de EU wetgeving ingaat.


Versie 10 januari 2010
NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

De vuurwerkramp in Enschede is in 2002 aanleiding geweest voor het aanscherpen van wet- en regelgeving rondom het in- en uitvoeren, opslaan, bewerken, afleveren, het voorhanden hebben en het afsteken van vuurwerk. Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden. Om de uitvoerbaarheid te verbeteren, is het Vuurwerkbesluit in 2004 gewijzigd.
Het onderhavige wijzigingsbesluit is opgesteld naar aanleiding van de evaluatie van het Vuurwerkbesluit die in 2007/2008 is uitgevoerd.
Dit wijzigingsbesluit omvat een aantal verduidelijkingen en daarnaast een aantal meer ingrijpende wijzigingen.

Ingrijpende wijzigingen zijn onder andere:

  1. Verhogen meldingsgrens voor opslag tot 10.000 kg.
  2. Verhogen meldingsgrens voor ontbranden professioneel vuurwerk.
  3. Opnemen eisen voor ontbrandingen in een ministeriële regeling.
  4. Verhogen van de verkoophoeveelheid van 10 kg naar 25 kg.
  5. Toestaan tweede bufferbewaarplaats


In de artikelsgewijze toelichting wordt op elk van de bovenstaande onderwerpen ingegaan.

Het Centrum voor Externe Veiligheid en Vuurwerk bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft een aantal adviezen uitgebracht. PM

§ 2. Achtergrond

In 2007/2008 is een evaluatie uitgevoerd naar de knelpunten in de uitvoering van het Vuurwerkbesluit. Voor het onderzoek zijn de verschillende partijen groepsgewijs geïnterviewd over de door hen ervaren knelpunten bij de uitvoering van de regelgeving. Het ging om bedrijven die omgaan met professioneel vuurwerk, importeurs van vuurwerk, bedrijven die omgaan met consumentenvuurwerk, handhavers van het Vuurwerkbesluit, politie, provincies, gemeenten, brandweer, (particuliere) inspectie-instellingen, transporteurs en deskundigen van de transportregelgeving.

Deze inventarisatie heeft geleid tot 325 aandachtspunten.
  1. Deze punten zijn geclusterd in elf aandachtsgebieden:
  2. Opslag consumentenvuurwerk
  3. Keuringen door inspectie-instellingen
  4. Opslag professioneel vuurwerk
  5. Verkoop consumentenvuurwerk
  6. Verpakkingsverplichtingen/aanduidingen
  7. Afsteken professioneel vuurwerk
  8. Invoer en doorvoer van vuurwerk
  9. Transport en aflevering vuurwerk
  10. Handhaving
  11. Bestrijding calamiteiten
  12. Samenwerking en kennisuitwisseling overheid en branche


In de evaluatie zijn per aandachtsgebied de knelpunten beschreven, conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. De resultaten van de evaluatie zijn basis geweest voor dit voorstel tot wijziging van het Vuurwerkbesluit.

§ 3. Financiële gevolgen voor het bedrijfsleven

§ 3.1. Bedrijfseffecten
<meer eigen verantwoordelijkheid bedrijf, o.a. schrappen werkplan, opslag onder algemene regels (geen vooroverleg c.q. vergunningprocedure); idemdito meldingsplichtige ontbrandingen>
pm

§ 3.1. Milieu-effecten
Op grond van dit besluit worden burgers in verschillende hoedanigheden beschermd tegen de gevolgen van een ongewoon voorval waarbij vuurwerk is betrokken. De bescherming richt zich op een burger als omwonende, als toeschouwer bij een evenement en als klant bij een detailhandel. Aan deze wijziging van het Vuurwerkbesluit ligt geen beleidswijziging ten aanzien van de bescherming van de burger ten grondslag. Daarmee wordt geen afbreuk gedaan aan het oorspronkelijk beoogde beschermingsniveau.

Het verhogen van de meldingsgrens voor ontbrandingen zou kunnen leiden tot positieve milieu-effecten. De reden hiervoor is dat bij meldingsplichtige ontbrandingen uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van “veilig” consumentenvuurwerk. Het mogelijk maken van een tweede bufferbewaarplaats zal ook positieve gevolgen hebben voor het milieu. Dezelfde hoeveelheid (onverpakt) vuurwerk wordt opgeslagen in twee ruimten. Er hoeft ook geen handling te worden verricht in een te krappe ruimte.

§ 3.3. Administratieve lasten voor bedrijven
Door de wijzigingen zullen de administratieve lasten voor bedrijven met een opslag van minder dan 10.000 kg afnemen. Voor bedrijven met een opslag van meer dan 10.000 kg verandert er weinig.
Voor bedrijven die vuurwerk opslaan tot een hoeveelheid van 10.000 kg zullen de administratieve lasten afnemen omdat in de meeste gevallen bij oprichten of wijzigen van het bedrijf kan worden volstaan met een melding in plaats van een aanvraag om vergunning. Ondanks dat bij de melding deels dezelfde gegevens moeten worden verstrekt, levert dit toch een lastenverlichting op omdat sneller wijzigingen kunnen worden doorgevoerd. Voor wijzigingen hoeft niet langer een uitgebreide vergunningprocedure te worden doorlopen. Ook is er voor deze bedrijven een afname in de te registreren gegevens.

Voor degenen die professioneel vuurwerk tot ontbranding brengen zijn de meldingsgegevens vereenvoudigd. Bij de melding hoeft geen werkplan meer te worden verstrekt. Volstaan kan worden met een schietlijst. Daarnaast is de meldingsgrens opgehoogd en zijn eisen voor ontbrandingen opgenomen in een ministeriële regeling. Door het ophogen van de meldingsgrens zal in meer gevallen kunnen worden volstaan met een melding en hoeft geen ontbrandingstoestemming te worden aangevraagd. Met deze wijzigingen wordt een afname van administratieve lasten bereikt en tevens een verduidelijking en uniformering van eisen.


§ 4. Bestuurslasten

De bestuurslasten voor het gemeentelijk bevoegd gezag die samenhangen met het verlenen van een milieuvergunning zullen afnemen in verband met het verhogen van de meldingsgrens. Het aantal uitgebreide vergunningprocedures met de tijdrovende inspraak zal sterk afnemen. Er zal een lichte verschuiving plaatsvinden naar de handhavingstaken omdat een vooroverleg over te ondernemen activiteiten niet meer noodzakelijk is.
De bestuurslasten voor provincies in verband met het afsteken van professioneel vuurwerk zullen afnemen omdat de meldingsgrens is verhoogd, zodat minder toestemmingsvergunningen hoeven te worden verleend. Daarnaast zijn de eisen voor ontbrandingen vastgelegd in een ministeriële regeling, zodat deze niet in de toepassingsvergunning hoeven te worden opgenomen. Ook zijn de afstanden geüniformeerd.

Verduidelijking, nadere invulling en uniformering heeft ook een lastenverlaging tot gevolg. Duidelijke en uniforme regels leiden in de praktijk tot minder discussie over uitleg van regelgeving.

§ 5. Inspraak
pm

§ 6. Notificatie
pm

§ 7. Afstemming andere wet- en regelgeving

§ 7.1 Arbowetgeving
Tegelijk met de wijziging van het Vuurwerkbesluit is ook het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling gewijzigd.
De verplichting tot het bijvoegen van een werkplan is vervallen in het Vuurwerkbesluit. Bij het afsteken van professioneel vuurwerk moest tot nu toe bij de melding of de aanvraag om toestemming een werkplan worden bijgevoegd. De beoordeling van dit werkplan was een taak van de Arbeidsinspectie (adviesrecht). Door SZW, vanuit de rol van de Arbeidsinspectie, is aangegeven dat het adviesrecht kan vervallen. In de praktijk wordt van dit adviesrecht geen gebruik gemaakt. De redenen hiervoor zijn dat het huidige arbeidsomstandighedenbeleid uitgaat van meer verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemers. De afstekers hebben een certificaat gehaald waaruit blijkt dat ze deskundig zijn. Tevens is op basis van de huidige Arbowet iedere werkgever verplicht een Risico Inventarisatie en Evaluatie op te stellen. Het werkplan is een invulling van deze RI&E en daarmee een overlappende bepaling in de wetgeving. Het is wel noodzakelijk om de arbowetgeving hiervoor aan te passen. Het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling worden tegelijk met dit wijzigingsbesluit als volgt gewijzigd:
-Artikel 4.9, lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbsluit wordt vervangen door ‘een vooraf opgesteld werkplan’ door ‘een aanvulling op de risico inventarisatie en evaluatie’.
-Artikel 4.9, lid 4 van het Arbeidsomstandighedenbsluit vervalt.
-Artikel 4.17d van de Arbeidsomstandighedenregeling vervalt.

Het verhogen van de maximale verkoophoeveelheid van 10 kg naar 25 kg kan leiden tot een zwaardere fysieke belasting voor werknemers van een bedrijf dat vuurwerk verkoopt. Vaak wordt als vuistregel voor het maximale tilgewicht 23 kg aangehouden. Deze grens is afkomstig het NIOSH (National Institute for Occupational Safety and Health), maar is geen wettelijk vastgelegde grens. De werkgever moet zorgen dat het (til)werk zonder gevaar voor veiligheid en gezondheid kan worden gedaan. Uit de risico-inventarisatie en evaluatie die de werkgever moet maken, blijkt welke risico’s/gevaren er zijn op de werkplek (bijvoorbeeld tilwerk). In het geval van tillen van vuurwerkartikelen zal hierbij een rol spelen dat eventuele fysieke belasting slechts kortdurend optreedt (tijdens en rondom de verkoopdagen). Op basis van de RI&E moet de werkgever doeltreffende maatregelen te treffen om dat risico/gevaar te beperken. De werkgever heeft hier een eigen verantwoordelijkheid. Het verhogen van de verkoophoeveelheid naar 25 kg wordt daarom als acceptabel gezien.

§ 7.3 Transportwetgeving
De grens in de transportregelgeving, artikel 4, lid 1 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen wordt tegelijk met deze wijziging verhoogd naar 25 kg.

§ 7.4 Besluit algemene regels voor inrichtingen
Omdat de meldingsgrens voor de opslag van consumentenvuurwerk is verhoogd naar 10.000 kg is ook bijlage 1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen aangepast. Een bedrijf wordt pas vergunningplichtig vanaf een opslag van meer dan 10.000 kg in plaats van 1.000 kg.
Daarnaast is het verbod om vuurwerk op te slaan bij een LPG-tankstation opgeheven. In het Vuurwerkbesluit was een dergelijk verbod niet opgenomen. Het is niet aantoonbaar dat domino-effecten optreden bij deze combinatie. Bovendien geldt ook geen verbod op andere combinaties. Uitgangspunt is dat de veiligheid van de opslag is gewaarborgd als aan de eisen van het Vuurwerkbesluit wordt voldaan.
RIVM-advies


§ 8 Artikelsgewijze toelichting

10 kg - 25 kg grens <diverse artikelen>
Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat de 10 kg grens voor de consument en voor vervoer niet meer hanteerbaar is. Vuurwerk is in de loop van de tijd zwaarder geworden, o.a. door zwaardere en daardoor betere stabilisatie-voorzieningen. Sommige vuurwerkartikelen zijn zelfs zwaarder dan 10 kg en kunnen niet verkocht worden. Verder blijkt uit de evaluatie dat consumenten veelal meer dan 10 kg consumentenvuurwerk aanschaffen. Consumenten komen dan tweemaal of vaker naar de detailhandel. De praktische voordelen voor detailhandel en consument zijn afgezet tegen de mogelijke gevolgen voor persoonlijke veiligheid en transportveiligheid.

Door het RIVM is advies uitgebracht over het verhogen van de grens naar 25 kg. Uit dit advies blijkt dat de ophoging naar 25 kg leidt tot een groter risico voor de consument in de eigen woning. De ophoging leidt niet tot een groter risico voor belendende objecten van derden. Het verhogen van de hoeveelheid zal leiden tot een verwaarloosbare toename van het transportrisico. De risico’s van vervoer door de consument zijn verwaarloosbaar en zullen in de meeste gevallen niet verder reiken dan de weg of het trottoir. Het grotere risico voor de consument in de eigen woning wordt gezien als de eigen verantwoordelijkheid van de consument. In de praktijk zal de verhoging naar verwachting niet daadwerkelijk leiden tot het kopen van andere hoeveelheden en dus ook niet tot meer opslag in de eigen woning. Twee keer of vaker een hoeveelheid van 10 kg kopen, was reeds mogelijk op grond van het Vuurwerkbesluit. Het in bezit hebben van meer dan 10 kg was strafbaar, maar bezit in de eigen woning werd niet gecontroleerd.

In artikel 1.1, lid 3 Wm is opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen worden aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. In het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (IVB) is in categorie 3 genoemd: de opslag van meer dan 10 kg tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorend consumentenvuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. Hiermee wordt de opslag van 25 kg consumentenvuurwerk als omvang bedrijfsmatig aangemerkt. Hiermee is niet per definitie meteen sprake van een inrichting op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Om hierover echter onduidelijkheid te voorkomen is de grens in het IVB verhoogd naar 25 kg.

Maatwerkvoorschriften
Verder wordt een nieuwe begripsbepaling toegevoegd van maatwerkvoorschrift.
Dit vloeit voort uit de wijziging van de Wet milieubeheer (Modernisering van de algemene milieuregels voor inrichtingen, Kamerstukken II 2005–06, 30 483), die op 1 januari 2008 in werking is getreden. Een van de wijzigingen is dat in artikel 8.42 de term ‘nadere eis’ is vervangen door het ruimere ‘voorschriften’. Deze voorschriften worden aangeduid als maatwerkvoorschriften, zoals in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit). Om daarmee tot uitdrukking te brengen dat het hierbij gaat om het maatwerk dat noodzakelijk is wanneer gewerkt wordt met algemene regels. In het gros van de gevallen zullen de algemene regels volstaan, echter in het enkele geval dat de algemene regels niet passend zijn, zal maatwerk mogelijk moeten zijn. De maatwerkvoorschriften kunnen twee verschijningsvormen hebben, namelijk een ambtshalve beschikking waarbij het bevoegd gezag aanvullende eisen stelt dan wel een ontheffing waarbij het bevoegd gezag de daarbij aangewezen bepalingen niet van toepassing verklaart al dan niet onder het stellen van beperkingen of voorwaarden. Uit de aard van de bepaling waarin de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften is opgenomen wordt duidelijk welke verschijningsvormen het maatwerkvoorschrift in het desbetreffende geval kan hebben. Het stellen van aanvullende eisen kan ook inhouden dat er bij maatwerkvoorschrift een nadere invulling wordt gegeven aan een bepaling.
De wijziging van de Wm op dit punt leidt tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in die zin dat de term ‘nadere eis’ telkens wordt vervangen door maatwerkvoorschriften.

Het bevoegd gezag heeft de keuze om van haar bevoegdheid tot het opleggen van een maatwerkvoorschrift gebruik te maken. Het bevoegd gezag is daarbij vrij in de wijze van invulling van deze bevoegdheid. De bevoegdheid voor het opleggen van maatwerkvoorschriften reikt vanzelfsprekend niet verder dan bepaald in de specifieke bepalingen van dit besluit en bijbehorende ministeriële regeling. Bij de invulling van de beslissingsvrijheid die op grond van dit besluit aan het bevoegd gezag wordt toegekend is zij niet geheel vrij. Allereerst dient het betreffende bestuursorgaan bij de besluitvorming binnen de kaders van artikel 8.40, tweede en derde lid, van de Wm te blijven. Dit is bepaald in artikel 8.42, tweede lid, van de Wm. Daarnaast dient het bestuursorgaan de geschreven en ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen. Het opleggen van een maatwerkvoorschrift is een besluit waartegen bezwaar en beroep kan worden ingediend conform de Algemene wet bestuursrecht.
 

Tony

Administrator
Medewerker
Re: Concept VuurwerkBesluit 2010

De Algemene wet bestuursrecht bevat verder verschillende bepalingen die bij de totstandkoming van het besluit en met betrekking tot de inhoud van het besluit door het bevoegd gezag in acht genomen dienen te worden, ongeacht haar beslissingsvrijheid. Zo dient een maatwerkvoorschrift zorgvuldig voorbereid te worden. Dit houdt met name in dat het bevoegd gezag onderzoek dient te verrichten naar de gevolgen van het maatwerkvoorschrift. Artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht legt het bevoegd gezag een actieve onderzoeksplicht op. Zoals reeds hierboven ter sprake is gekomen dient er een zorgvuldige en evenredige afweging plaats te vinden van alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen voor zover dit niet wordt beperkt door de betreffende maatwerkbepaling in dit besluit of op basis van de Wm (artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht). Bedrijfseconomische belangen, milieubelangen en belangen van derden spelen daarbij een belangrijke rol. Daarnaast dient het opleggen van een maatwerkvoorschrift te worden voorzien van een kenbare en deugdelijke motivering (afdeling 3.7 Algemene wet bestuursrecht). De motivering moet het besluit kunnen dragen. Indien een maatwerkbepaling bijvoorbeeld stelt dat een voorziening of een maatregel opgelegd mag worden, die nodig is om aan de normen uit dit besluit te kunnen voldoen, dient het bevoegd gezag aan te tonen dat het betreffende maatwerkvoorschrift ook nodig is om aan de normen uit dit besluit te voldoen. Het motiveringsbeginsel houdt mede in dat bij toepassing van een beleidsregel door het bestuursorgaan moet worden beoordeeld of in het specifieke geval een reden is om af te wijken van die beleidsregel. Verder is het belangrijk dat het maatwerkvoorschrift duidelijk en ondubbelzinnig is geformuleerd, zodat de drijver van de inrichting weet wat van hem wordt verlangd.

De drijver van de inrichting heeft in de procedure van het maatwerkvoorschrift de gebruikelijke middelen om tegen het besluit in te gaan, wanneer in haar ogen de eisen onredelijk zouden zijn of wanneer op een ander wijze in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wordt gehandeld. Overigens is het ook voor een derde-belanghebbende mogelijk om het bevoegd gezag om het opleggen van een maatwerkvoorschrift te vragen.

Artikel 1.1.1, eerste lid

(beperkt) kwetsbaar object
Het begrip kwetsbaar object is in overeenstemming gebracht met de begrippen beperkt kwetsbaar object en kwetsbaar object zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire ontplofbare stoffen civiel gebruik (Circulaire) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen (Barim). In de definitie is zowel het begrip kwetsbaar object als beperkt kwetsbaar object opgenomen. In de artikelen vindt geen onderscheid plaats tussen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten.
Het externe veiligheidsbeleid voor de opslag van vuurwerk is gebaseerd op het minimaliseren van de kans op letsel door het uitsluitend beschouwen van de effecten en niet de risico's (kans maal effect) van een calamiteit bij een dergelijke opslag. Het Bevi is gebaseerd op de risicobenadering; de Circulaire ontplofbare stoffen civiel op de effectbenadering. De huidige definitie van (beperkt) kwetsbare objecten komt overeen met de definitie in het Bevi. Vanwege de effectbenadering zijn ook rijkswegen en spoorwegen als kwetsbaar object toegevoegd. In de Circulaire zijn rijkswegen en spoorwegen ingedeeld in de A-zone.

De definitie van te beschermen objecten zijn anders geformuleerd, maar de te feitelijke te beschermen objecten zijn niet wezenlijk anders. Voor recreatieterreinen geeft de wijziging een verduidelijking, maar ook een aanscherping. Voorheen was opgenomen als kwetsbaar object: een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De invulling “als zodanig wordt geëxploiteerd” leidde tot onduidelijkheid. Elk kampeerterrein en ander terrein bestemd voor recreatieve doeleinden is nu een beperkt kwetsbaar object. Voorheen waren dienst- en bedrijfswoningen binnen de inrichting uitgezonderd. Deze uitzondering is vervallen omdat dienst- en bedrijfswoningen onderdeel zijn van de inrichting en om deze reden niet beschermd worden. Deze uitzonderingsbepaling was derhalve overbodig.

Fanshape
Dit zijn vuurwerkartikelen die zodanig zijn gefabriceerd, gemonteerd of opgesteld dat sprake is van schuin afsteken. Bij de schietlijst zoals opgenomen in artikel 3.3.4, onder 1c moet de fanshape worden vermeld.

Maatwerkvoorschrift
De nadere eisen zijn vervangen door maatwerkvoorschriften en hiermee in overeenstemming gebracht met de doorgevoerde wijziging van artikel 8.42 van de Wet milieubeheer.

Artikel x, ministeriële regeling
In dit artikel is de grondslag voor de ministeriële regeling opgenomen.

Artikel 1.2.2
Met deze toevoeging is een melding ook verplicht bij het exporteren van vuurwerk.

Artikel 1.2.4 en 1.2.5
Hierin is de verhoging van 10 kg naar 25 kg opgenomen. Zie eerste onderdeel van dit hoofdstuk.

Artikel 1.3.2 en 1.4.1
Het elektronisch melden is verplicht gesteld. Om deze reden kon ook de termijn van 3 dagen worden verkort naar 24 uur. Melding moet plaatsvinden bij het Landelijk Meld- en InformatiePunt (LMIP). Het LMIP is in 2010 geheel herzien en PM

Artikel 1.4.4
De verplichte registratie voor de detailhandel is beperkt tot een overzicht van ingekocht, verkocht, afgevoerd en nog in voorraad. Dit overzicht moet na de verkoopdagen binnen de inrichting aanwezig zijn.
Dit voorschrift had primair als doel om inzicht te hebben in de hoeveelheden vanwege de bestrijding bij calamiteiten. Daarnaast was een nevendoel een mogelijkheid voor controle van de toegestane maximale hoeveelheid in opslag op grond van een melding of vergunning.

In de praktijk blijkt dat de brandweer in geval van een calamiteit rekening houdt met de maximale toegestane hoeveelheid in opslag. De brandweer krijgt een afschrift van een melding c.q. vergunning. De brandweer heeft tevens een adviesrol bij vergunningen en het stellen van maatwerkvoorschriften. De informatie is daarom beschikbaar en bekend bij de brandweer, zodat het beperken van te registreren gegevens acceptabel is.

Administratieve gegevens kunnen op grond van artikel 5.16 en 5.17 (toezichthoudende bevoegdheden) van de Algemene wet bestuursrecht altijd opgevraagd worden. Vrachtbrieven en pakbonnen kunnen inzicht geven in de aangeleverde hoeveelheden, maar zijn geen sluitend bewijs. De maximum hoeveelheid is veelal begrensd door de omvang van de (buffer)bewaarplaatsen. Uiteindelijk blijkt in de praktijk dat toch de visuele controle bepalend is voor handhaving van de maximale toegestane hoeveelheid, zodat het beperken van de te registreren gegevens ook voor dit doel acceptabel is.



Artikel 2.2.1 en artikel 2.2.2
De meldingsgrens is verhoogd naar 10.000 kg. Tot nu toe waren opslagen met een opslag van meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk vergunningplichtig Qua voorwaarden was er echter geen verschil tussen een meldingsplichtige en een vergunningplichtige opslag tot 10.000 kg. Het verschil was uitsluitend de te volgen procedure. Er was sprake van een hoge mate van “schijn”inspraak. De vergunning zag namelijk niet toe op de eisen van een opslag omdat deze eisen in het Vuurwerkbesluit zijn geregeld. Bijna in alle gevallen werden beroepszaken dan ook ongegrond verklaard omdat aan de eisen van het Vuurwerkbesluit werd voldaan.
Vestiging van vuurwerkopslagen kan gereguleerd worden door het instrument van de verkoopvergunning op grond van de APV en middels het bestemmingsplan. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking.

Een bedrijf waar maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, maar dat vanwege andere activiteiten vergunningplichtig is, kan volstaan met een melding bij het oprichten of wijzigen van een vuurwerkopslag. Hiervoor is dus geen wijziging van de vergunning nodig. Dit volgt uit artikel 2.2.1, tweede lid.

Artikel 2.2.4
De te melden gegevens zijn in overeenstemming gebracht met het Besluit algemene regels voor inrichtingen. Expliciet is ook vermeld dat de hoeveelheden moeten worden gemeld. De gevraagde gegevens zijn niet anders dan de gegevens die in de praktijk altijd al gemeld moesten worden. De gegevens zijn explicieter omschreven.

Artikel 2.3.1
PM

Artikel 2.3.2
Op grond van de Winkeltijdenwet of het Vrijstellingsbesluit Winkeltijdenwet sis het mogelijk om verkooptijden te verruimen. Het wordt zowel door bevoegd gezag als detaillisten ongewenst ervaren dat er verschillende verkooptijden zijn. Ontheffingen voor winkels die consumentenvuurwerk verkopen is ongewenst. Daarom is in dit artikel opgenomen dat een dergelijke vrijstelling niet geldt voor de verkoop van vuurwerk.

Artikel 3.3.1
PM

Artikel 3.3.2
Omdat de eisen voor ontbrandingen in de ministeriele regeling zijn opgenomen, is het niet meer noodzakelijk om eisen in de toepassingsvergunning op te nemen. Deze mogelijkheid is daarom geschrapt. Via maatwerkvoorschriften kunnen op grond van de ministeriele regeling aanvullende eisen worden gesteld. Zie hiervoor de toelichting op de ministeriel regeling. Het zesde lid waarin advies aan de plaatselijke politie werd gevraagd is vervallen en vervangen door een Verklaring omtrent het gedrag in artikel 3.3.3.

Artikel 3.3.3
Bij de aanvraag om een toepassingsvergunning zoals bedoeld in artikel 3.3.2 moet een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) worden bijgevoegd. Dit is ter vervanging van artikel 3.3.2, zesde lid. In tegenstelling tot voorheen, geldt dit ook voor aanvragers die in het buitenland zijn gevestigd. Met deze verklaring kunnen rechtspersonen hun integriteit tonen. Niet alleen particulieren (natuurlijke personen) maar ook bedrijven (rechtspersonen) kunnen een VOG aanvragen.

Het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) geeft namens het Ministerie van Justitie de VOG af. Een brochure over de VOG en het aanvraagformulier vindt u op www.minjus.nl. De afsteker moet de VOG aanvragen in de plaats waarin hij is opgenomen in de Gemeentelijke Basis Administratie (veelal de gemeente waarin hi/zij woonachtig is). Uitsluitend wanneer iemand niet in een GBA is ingeschreven, kan een VOG-aanvraag rechtstreeks bij COVOG worden ingediend. Als iemand is uitgeschreven bij zijn/haar laatste gemeente in Nederland voor oktober 1994, dan moet de aanvraag rechtstreeks bij COVOG worden ingediend (zie www.minjus.nl). Is iemand na oktober 1994 uitgeschreven, dan moet de aanvraag worden ingediend bij de laatste gemeente waar iemand stond ingeschreven voor vertrek naar het buitenland. Dit kan eventueel worden gedaan door een gemachtigde in Nederland.

Artikel 3.3.4

Lid 1, Werkplan
De verplichting tot het bijvoegen van een werkplan is vervallen in het Vuurwerkbesluit en vervangen door de schietlijst. Bij het afsteken van professioneel vuurwerk moest bij de melding of de aanvraag om toestemming een werkplan worden bijgevoegd. Dit werkplan moet worden beoordeeld door de Arbeidsinspectie (adviesrecht). Door SZW, vanuit de rol van de Arbeidsinspectie, is aangegeven dat het adviesrecht kan vervallen. Zie ook § 7.1.

Omdat het van belang is om te weten welke vuurwerkartikelen worden afgestoken, is het werkplan vervangen door de schietlijst. De inhoud van de schietlijst is afgestemd met het IPO die hiervoor een formulier heeft ontwikkeld.
PM: toelichting andere gegevens; artikelnummers omdat per artikelnummer gewichten bekend zijn en de hh gecontroleerd kan worden; tevens van belang voor ketentoezicht. pm

Het elektronisch melden is verplicht gesteld. Door het IPO is een digitaal formulier ontwikkeld voor het aanvragen van een ontbrandingstoestemming c.q. het melden van een ontbranding.
 

Tony

Administrator
Medewerker
Re: Concept VuurwerkBesluit 2010

Lid 3, Ministeriële regeling
Met dit artikel worden de eisen uit de ministeriele regeling van toepassing verklaard op ontbrandingen. Daarnaast kunnen op grond van het tweede lid aanvullende eisen worden opgenomen. In de ministeriele regeling is opgenomen waarvoor andere of aanvullende eisen kunnen worden gesteld.

Lid 4, toezending Minister SZW
De aanvraag om toestemming hoeft niet meer voor advies naar de Minister van SZW verzonden. Zie ook § 7.1.

Lid 5, Verklaring van geen bezwaar
Voor de verklaring van geen bezwaar door de burgemeester, van de gemeente waar de ontbranding plaatsvindt, is een termijn opgenomen van 14 dagen. Voorheen was hiervoor geen termijn opgenomen en dit leidde tot onnodige vertraging van de procedure tot het verlenen van toestemming.

Met invoering van de Lex Silencio Positivo medio 2009 wordt een vergunning geacht te zijn verleend, indien het bevoegd gezag niet binnen de gestelde termijn een beslissing heeft genomen. Hiervoor wordt in de Algemene wet bestuursrecht paragraaf 4.1.3.3 toegevoegd. Dit betekent in dit geval dat het niet afgeven van een verklaring binnen 14 dagen een toestemming is van de burgemeester. Om te voorkomen dat bij complexe situaties de burgemeester onvoldoende tijd heeft voor een goede beoordeling, is de mogelijkheid opgenomen om de termijn van 14 dagen te verlengen.

Lex Silencio Positivo: vergunningverlening van rechtswege

Op 28 december 2009 is in alle EU-lidstaten de Dienstenrichtlijn ingevoerd. Een van de onderdelen van de Dienstenrichtlijn is de Lex silencio positivo. Burgers en bedrijven die een vergunning hebben aangevraagd bij de overheid lopen er wel eens tegenaan dat de overheid langer over de besluitvorming doet dan de doorlooptijden die voor de aangevraagde vergunning gelden. Een middel om dat tegen te gaan is de Lex silencio positivo, een regeling die er voor zorgt dat, wanneer een overheid een tevoren vastgelegde en bekendgemaakte
doorlooptijd voor een besluit over een vergunningsaanvraag overschrijdt, de aanvrager er vanuit mag gaan dat de vergunning is verleend. In meer juridische termen: de Lex silencio positivo houdt in dat een vergunning van rechtswege wordt verleend, indien de overheid niet binnen de voorgeschreven termijn een beslissing op de aanvraag heeft genomen. Daarom wordt dit ook veelal ‘de van
rechtswege verleende vergunning’ genoemd. De juridische vormgeving wordt geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De regeling en invoering van de Lex silencio positivo is een van de maatregelen die door het kabinet is genomen om de regeldruk voor burgers en bedrijven terug te dringen. Door de invoering van de Lex silencio positivo wordt bijgedragen aan het voorkomen en bestrijden van overschrijding van beslistermijnen door de overheid.
Artikel 3.3.4a

Lid 1, Verruiming meldingsgrens
De meldingsplicht voor het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk is verruimd van 10 kg naar 20 kg theatervuurwerk en van 100 kg naar 200 kg professioneel vuurwerk (consumentenvuurwerk professioneel toegepast).
Met het meldingenstelsel kunnen kleine evenementen relatief snel (korte proceduretijd) georganiseerd worden. Het meldingenstelsel is bij de wijziging van het Vuurwerkbesluit in 2004 ingevoerd en heeft geleid tot meer kleinere evenementen en een toename van het gebruik van consumentenvuurwerk in plaats van professioneel vuurwerk. Dit hoeft niet te leiden tot grotere risico’s omdat het vuurwerk deels zwaarder maar ook veiliger is geworden door betere stabiliteit. Het ophogen van de drempelwaarde zal leiden tot meer evenementen onder het meldingensysteem en derhalve meer gebruik van ‘veilig’ consumentenvuurwerk in plaats van professioneel vuurwerk.
Het is mogelijk om onder een melding tegelijkertijd 20 kilogram theatervuurwerk en 200 kg professioneel vuurwerk tot ontbranding te brengen.

Om te voorkomen dat meer dan 200 kg wordt afgestoken met meerdere meldingen, is lid 1a opgenomen. Als voor een bepaalde datum voor een bepaalde locatie reeds een melding is gedaan, kan hiervoor geen tweede melding worden gedaan. Hiervoor moet dan een vergunning worden aangevraagd. In die vergunning kan worden beoordeeld of sprake is van hetzelfde evenement en daarom extra eisen noodzakelijk zijn.

Het elektronisch melden is verplicht gesteld. Door het IPO is een digitaal formulier ontwikkeld voor het aanvragen van een ontbrandingstoestemming c.q. het melden van een ontbranding.

Lid 3, toezending Minister SZW
De aanvraag om toestemming hoeft niet meer voor advies naar de Minister van SZW verzonden. Zie ook § 7.1. De melding moet wel worden gemeld bij het LMIP.

Lid 5, Eisen ontbrandingen
Relatief kleine ontbrandingen kunnen zonder vergunning worden uitgevoerd. Volstaan kan worden met een melding. Eisen voor meldingsplichtige ontbrandingen werden voorheen opgenomen in de toepassingsvergunning. Oorspronkelijk was de toepassingsvergunning hier niet voor bedoeld. Doel van de toepassingsvergunning is te waarborgen dat alleen bonafide personen zich bezig houden met deze activiteiten. Daarom worden er eisen gesteld aan de vakbekwaamheid via het Arbeidsomstandighedenbesluit alsmede de verplichting om te beschikken over een verzekering die de aansprakelijkheid dekt.
Het opnemen van eisen in de toepassingsvergunning kan leiden tot handhavingproblemen omdat de toepassingsvergunning vaak niet is afgegeven door de Provincie waar het ontbranden plaatsvindt. Dit probleem wordt ook voorkomen door het opnemen van eisen in een ministeriële regeling.


Bijlage 1, onder A

Bergingsverpakking
Het begrip bergingsverpakking is gewijzigd. De verwijzing naar de ADR is vervallen. Gevallen of beschadigd vuurwerk moet in een bergingsverpakking worden opgeslagen. Er is geen bergingsverpakking voor vuurwerk omdat onduidelijk is wat de eisen zijn voor deze bergingsverpakking. Door het schrappen van de verwijzing naar het ADR en de definitie uitsluitend te baseren op de veiligheidsaspecten van de opslag van gevallen of beschadigd vuurwerk, wordt duidelijkheid gegeven over de bergingsverpakking voor opslag.

Brandwerendheid
De definitie van brandwerendheid is aangepast. Bij het vaststellen van de brandwerendheid van een deur voor een vuurwerkbewaarplaats is het criterium “thermische isolatie betrokken op de straling” geen goed criterium. Het is beter om uit te gaan van het criterium “thermische isolatie betrokken op de temperatuurstijging”. Tevens is de definitie in lijn gebracht met de gewijzigde norm NEN 6069 uit juli 2005. De deuren van (buffer)bewaarplaatsen moeten voldoen aan de brandwerendheidscriteria EI1 uit deze gewijzigde norm.

Gevaarlijke stof
De definitie van gevaarlijke stof is in overeenstemming gebracht met het Besluit algemene regels voor inrichtingen. De definitie is afkomstig uit PGS15.

Verkoopruimte
Deze definitie is gewijzigd ter verduidelijking van de verkoopruimte. De verkoopruimte hoeft geen aparte ruimte te zijn en kan ook een deel zijn van een andere ruimte. Daarnaast is de verkoopruimte de ruimte waar daadwerkelijk het vuurwerk wordt afgegeven. In de praktijk komt het voor dat de locatie waar vuurwerk wordt verkocht en waar daadwerkelijk wordt afgeleverd niet dezelfde ruimten zijn. Op de verkooplocatie is dan ook geen vuurwerk aanwezig. Om deze reden is verkoop vervangen door aflevering.


Bijlage 1, onder B

Voorschrift 1.5
De definitie van bergingsverpakking is verwijderd. In dit voorschrift zijn eisen opgenomen waaraan een verpakking moet voldoen om beschadigd of gevallen vuurwerk te bewaren. De opslag van beschadigd of gevallen vuurwerk geeft, als aan de eisen voor opslag wordt voldaan, geen grotere risico’s dan ander vuurwerk in de bufferbewaarplaats, zodat ook de eis voor afvoer binnen 30 dagen is vervallen. Een antistatische verpakking is over het algemeen een plastic zak met een dun metalen filmpje erop, of metalen draadjes erin geweven. Dit werkt als een kooi van Faraday en zorgt dat de inhoud beschermd is tegen statische elektriciteit. Een dergelijke plastic zak in combinatie met een stevige doos voldoet. Voor transport gelden de eisen die in het ADR zijn opgenomen voor een bergingsverpakking.

Voorschrift 1.7 rookverbod
Op grond van dit voorschrift geldt een rookverbod binnen de gehele inrichting. Deze wijziging leidt tot een verduidelijking van de locaties waar een rookverbodsbord aanwezig moet zijn. Op grond van Memorandum 60 moet ook binnen 5 meter van de opslag een rookverbodsbord aanwezig zijn.

Voorschrift 1.9
Aangezien een verkoopruimte ook onderdeel kan zijn van een andere ruimte is en het ongewenst is dat een domino-effect optreedt, is een verbod opgenomen voor de opslag van licht of zeer licht ontvlambare stoffen en drukhouders.

Voorschrift 1.11 slanghaspels
Met deze toevoeging heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om extra slanghaspels te eisen. Doordat in de praktijk portalen en zelfsluitende deuren aanwezig zijn, wordt de functie van de slanghaspel teniet gedaan.

Voorschrift 2.1 Gelijkwaardigheid
Het gebruik van metselwerk, beton of cellenbeton geeft invulling aan de eis van brandwerendheid en constructieve stevigheid. De toepassing van vergelijkbare materialen is mogelijk via maatwerkvoorschriften.

Voorschrift 2.4 toegangsdeur
Als extra voorwaarde is toegevoegd dat de deur van hout moet zijn. De deur moet voldoen aan het criterium van brandwerendheid en drukontlasting. De openingsdruk bedraagt 3,5 kPa voor een zeer zwakke constructie en 10 kPa voor een constructie van normale bouwwijze. Stalen deuren kunnen voor (buffer)bewaarplaatsen niet worden gebruikt, omdat deze deuren niet kunnen voldoen aan de criteria voor brandwerendheid én doelmatige drukontlasting (lage openingdruk). Houten deuren die van een enkelvoudig slot zijn voorzien, voldoen wel aan de voornoemde criteria en kunnen dus wel worden toegepast. Bovendien is experimenteel aangetoond dat houten deuren met een niet gespecificeerd enkelvoudig slot een voldoende lage openingsdruk hebben (zelfs voor een zwakke constructie).

Voorschrift 3.1 opslag andere goederen
Het opslaan van andere goederen dan vuurwerk in een (buffer)bewaarplaats is toegestaan. Hiervan uitgezonderd zijn gevaarlijke stoffen en stoffen die heftig met water reageren. Dit vanwege de aanwezigheid van de sprinklerinstallatie. Dit maakt het mogelijk voor bedrijven die alleen een deel van het jaar vuurwerk opslaan om de (buffer)bewaarplaats het andere deel van het jaar voor andere doeleinden te gebruiken.

Voorschrift 3.2 uitpakken
Onder herverpakken wordt logischerwijs ook uitpakken verstaan. Omdat hierover onduidelijkheid bestond, is uitpakken expliciet vermeld.

Voorschrift 3.2 en 3.3 gebruik bewaarplaats andere doeleinden

Op het moment dat geen opslag van vuurwerk plaatsvindt, kan een (buffer)bewaarplaats voor andere doeleinden worden gebruikt.

Voorschrift 3.4a kleefmagneten
Met deze wijziging wordt het mogelijk gemaakt om het gebruik van kleefmagneten toe te staan. Hiermee moet terughoudend worden omgegaan. Kleefmagneten hebben een vertragend effect op het gesloten zijn van de deur, waardoor de zuurstoftoevoer bij een calamiteit groter is. Beoordeeld moet worden in hoeverre de sprinklerinstallatie hierop is uitgerust. Tevens moet beoordeeld worden in hoeverre een risico ontstaat door een ontsnappende vuurpijl via de openstaande deur. Bij het toestaan van kleefmagneten moet via maatwerkvoorschrift worden opgenomen op welke wijze de deuren worden aangestuurd en dat de sturing fail-safe moet zijn. De deuren moeten in ieder geval worden gesloten bij:
- activering van de handbrandmelder;
- het in werking treden van de sprinklerinstallatie;
- indien aanwezig, de activering van een thermische melder;
- spanningsuitval van de sprinklermeldinstallatie of de elektrische voeding van
de deuren.

Voorschrift 4.1 hoeveelheid vuurwerk in verkoopruimte
Omdat de 10 kg grens is verhoogd naar 25 kg is de grens voor de hoeveelheid vuurwerk in de verkoopruimte ook verhoogd naar 500 kg. Als de sprinklerinstallatie hierop is gedimensioneerd, zal deze verhoging niet leiden tot grotere risico’s. Een bestaande verkoopruimte kan niet zomaar de aanwezige hoeveelheid in de verkoopruimte verhogen naar 500 kg. In ieder geval het programma van eisen (Pve) en mogelijk ook de sprinklerinstallatie zal moeten worden aangepast aan deze hoeveelheid.
Binnen een inrichting kunnen meerdere verkoopruimten aanwezig zijn. Vanwege domino-effecten is echter per brandcompartiment maximaal één verkoopruimte toegestaan. De totale hoeveelheid vuurwerk in de verkoopruimten kan uiteraard nooit groter zijn dan de capaciteit van de (buffer)bewaarplaats, omdat buiten verkooptijden de opslag moet plaatsvinden in de (buffer)bewaarplaats.

Voorschrift 4.2 bereikbaarheid vuurwerk
Dit voorschrift is vereenvoudigd en verduidelijkt door het doel maar niet het middel voor te schrijven en toe te voegen dat het vuurwerk altijd bereikbaar moet zijn voor het water van de sprinklerinstallatie.

Voorschrift 5.2 bewijs van beoordeling
Het programma van eisen is vervangen door uitgangspuntendocument in overeenstemming met MEM60. Het uitgangspuntendocument moet inclusief het bewijs van beoordeling door de inspectie-instelling ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden overgelegd. Het bevoegd gezag kan nooit goedkeuring verlenen aan een programma van eisen zonder bewijs van beoordeling door de inspectie-instelling. Dit was voorheen ook al het geval, maar is door deze toevoeging verduidelijkt.

Voorschrift 5.4 periodieke inspectie
Omdat er in de praktijk discussies bleken te ontstaan over de datum van aanleg is dit vervangen door “de datum van het inspectierapport zoals bedoeld in voorschrift 5.3”.

Voorschrift 5.7 periodieke beoordeling uitgangspuntendocument

Deze 5-jaarlijkse beoordeling van het uitgangspuntendocument was reeds opgenomen in Memorandum 60 en is nu opgenomen in onderhavig besluit. Bij deze herbeoordeling moet worden getoetst in hoeverre het uitgangspuntendocument afwijkt van toenmalige en huidige normen.

Voorschrift 5.8 intrekken goedkeuring

Het bevoegd gezag moet beoordelen of de afwijkingen ten opzichte van toenmalige en huidige normen aanvaardbaar zijn en kunnen blijven bestaan of dat de afwijkingen moeten worden verholpen.

Als het bevoegd gezag vindt dat de afwijkingen niet aanvaardbaar zijn, dan trekken zij de goedkeuring van het uitgangspuntendocument in en moet een nieuw uitgangspuntendocument worden opgesteld en worden goedgekeurd. Vervolgens moet de installatie daarop worden aangepast. De aanpassingen aan de installatie zullen bij de eerstvolgende jaarlijkse inspectie worden beoordeeld omdat voor die inspectie het nieuwe uitgangspuntendocument leidend is.

Het intrekken van de goedkeuring is een besluit waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

Als het bevoegd gezag vindt dat de afwijkingen aanvaardbaar zijn, dan volstaat een schriftelijke bevestiging van ontvangst en een mededeling dat de afwijkingen niet verholpen hoeven te worden. De jaarlijkse inspecties worden dus uitgevoerd op basis van het bestaande goedgekeurde uitgangspuntendocument. De afwijkingen in het uitgangspuntendocument leiden dan niet tot afkeur, tenzij de inspectie-instelling van mening is dat de afwijkingen van het uitgangspuntendocument (en de installatie) zodanig zijn dat geen sprake meer is van een doelmatige werking.

Voorschrift 6.1 zichtlijnen
Het begrip visuele waarneembaarheid kan op verschillende manieren worden ingevuld. pm

Voorschrift 6.3
Aan dit voorschrift zijn eisen toegevoegd die invulling geven aan “voldoende bouwkundige voorzieningen”.

Voorschrift 6.5

Het begrip visuele waarneembaarheid is verduidelijkt.
<plaatje PM>

Voorschrift 7.1 en 7.2

Doordat vuurwerkartikelen c.q. de verpakkingen groter worden is er veelal te weinig ruimte in de bufferbewaarplaats voor het uitpakken van vuurwerk en het samenstellen van vuurwerkpakketten. Dit kan leiden tot onveilige situaties. Het vergroten van het oppervlak van de bufferbewaarplaats is hiervoor een mogelijke oplossing. Een dergelijke oplossing zal niet in alle gevallen mogelijk zijn. Daarom wordt de mogelijkheid om een tweede bufferbewaarplaats te realiseren mogelijk gemaakt. Omdat elke bufferbewaarplaats individueel aan de afstanden moet voldoen, is de veiligheid gewaarborgd. De gezamenlijke hoeveelheid vuurwerk in de bufferbewaarplaatsen neemt niet toe. Dezelfde hoeveelheid is verdeeld over twee bufferbewaarplaatsen. Dit zal leiden tot een afname van risico’s.

Bijlage 1, onder C

De aanwezigheid van twee bufferbewaarplaatsen is toegestaan. Door het groter worden van vuurwerkartikelen is meer ruimte nodig voor uitpakken en herverpakken. Door het realiseren van twee bewaarplaatsen is het mogelijk om hiervoor meer ruimte de maken.

Bijlage 2, onder A
Zie toelichting bijlage 1, onder A

Bijlage 3, onder B


Voorschrift 1.1

PM
 

Tony

Administrator
Medewerker
Re: Concept VuurwerkBesluit 2010

In de attachment vind je dit document voor download.
 

Bijlagen

  • NOTA VAN TOELICHTING-4.doc
    121,5 KB · Weergaven: 20

Vuurwerkhal.nl

Registered User
Re: Concept VuurwerkBesluit 2010

Er zijn wat voordelen maar voor de winkelier ook weer nadelen, alle stalen deuren moeten vervangen worden door houten deuren i.v.m. drukontlasting. Daar ben ik weer blij mee. Ga maar houten deuren zoeken van 130 breed met certificaat.
Snel aanpassen dus dit concept.
 
Bovenaan